§ 5.4 Automatische schakelingen

§ 5.4                                                                                
§ 6.4 Automatische schakelingen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§ 5.4                                                                                
§ 6.4 Automatische schakelingen

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan
  • Herhaling (via Quiz - Lesson up)
  • Uitleg § 5.4
  • Aan de slag met § 5.4

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt 3 componenten van een automatische schakeling beschrijven. 
  • Je kunt de werking van een transistor uitleggen.
  • Je kunt de werking van schakelingen met een transistor uitleggen.
+ Je kunt de werking van een reedcontact beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor schakelingen zijn dit?
A
A = parallelschakeling B = serieschakeling,
B
A = serieschakeling B = parallelschakeling
C
A & B zijn serieschakelingen
D
A & B zijn parallelschakelingen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de totale spanning bij een parallelschakeling?
A
De som van de deelspanningen
B
De spanning is overal gelijk
C
Maakt niet uit
D
De spanning van de hoogste waarde

Slide 6 - Quizvraag

in een parallelschakeling
A
is de stroom overal even groot
B
is er geen stroom
C
wordt de stroom verbruikt
D
verdeelt de stroom zich over de vertakkingen

Slide 7 - Quizvraag

Wat moet je nog weten, Kennen en Kunnen van de vorige les
  • Wat is een parallelschakeling en hoe teken je deze.
  • De spanning is overal gelijk in een parallelschakeling.
  • De stroomsterkte moet je optellen in een parallelschakeling.
  • De vervangingsweerstand bereken je met de volgende formule: 1/Rv = 1/R1 + 1/R2
  • Bij een parallelschakeling blijven alle apparaten onafhankelijk werken, dus als de een uit is blijft de andere nog werken.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht serieschakeling.

Maak  een tekening van een serieschakeling.

In de tekening  zitten:

  • drie weerstanden (R1 = 12 Ohm, R2 = 6 Ohm en R3 = 4 Ohm)
  • een stroombron met gelijkspanning


Bereken de vervangingsweerstand. (Noteer de formule en de gegevens!)

Slide 9 - Tekstslide

Uitkomst berekening
drie weerstanden (R1 = 12 Ohm, R2 = 6 Ohm en R3 = 4 Ohm)

Rv = R1 + R2 + R3
Rv = 12 + 6 + 4     
Rv =  22 Ω

Slide 10 - Tekstslide

Wat is automatisch schakelen.

Automatisch schakelen wil zeggen dat er een apparaat in werking wordt gezet door een ander apparaat en niet door een mens die de schakelaar aanzet.


Dit kan gebeuren voor de veiligheid (het aanzetten van een stroomkring met een grote spanning door een stroomkring met een lage spanning) of gemak (een inbraak alarm moet werken zonder dat de inbreker de schakelaar van het alarm aanzet) 

Slide 11 - Tekstslide

Onderdelen van een automatische schakeling
 

Er zijn drie onderdelen:

  1. De sensor, deze neemt waar dat er iets gebeurt
  2. De verwerker, deze "bekijkt" het signaal en bepaald of er een aktie moet komen
  3. De actuator, deze  maakt de reactie.



Slide 12 - Tekstslide

Onderdelen.

De sensor zet een signaal van de omgeving om naar een elektrisch signaal (voorbeelden zijn de LDR of de NTC)


De verwerker vergelijkt het elektrisch signaal met een basiswaarde (munten teller, schakelaar, transistor, relais)


De actuator geeft het signaal dat we willen (de laatklep van de drankautomaat gaat open, het alarm gaat, een lamp gaat aan)

Slide 13 - Tekstslide

Waarom is het handig dat een inbraak alarm automatisch geschakeld is?
A
De inbreker zelf zet het alarm niet aan
B
Omdat je een inbreker beter niet tegen het lijf moet lopen
C
Om de inbreker niet te storen
D
Dan heb je alle tijd om de inbreker af te tuigen ☻

Slide 14 - Quizvraag

Bij een inbraakalarm is het brekende glas (draadje in het glas) de
A
Sensor
B
Verwerker
C
Actuator
D
stuk

Slide 15 - Quizvraag

Bij een inbraakalarm is het alarm de
A
Sensor
B
Verwerker
C
Actuator

Slide 16 - Quizvraag

Sensoren

Reedcontact. Een beweegbaar stukje ijzer wordt door een magneet tegen de stroomdraad getrokken. Hierdoor wordt de schakelaar gesloten en kan de stroom door de kring bewegen.


Voorbeeld de kilometerteller op de fiets 

Slide 17 - Tekstslide

Sensoren

LDR (kassaband bij een winkel,  lichtsensor bij een lamp die in het donker aan gaat), automatisch deur openen.


NTC (in een thermostaat, op een koeler in de computer)

Slide 18 - Tekstslide

Verwerker

De transistor: De transistor krijgt een klein beetje stroom op de basis, en dan kan er een grote stroom lopen van de collector naar de emitter.

Als er geen stroom loopt van basis naar emitter dan KAN er ONMOGELIJK een stroom lopen van collector naar emitter


Slide 19 - Tekstslide

Verwerker


Slide 20 - Tekstslide

Wat is een LDR?
  •  Licht gevoelige weerstand (Light Dependent Resistor)
  •  Veel gebruikt als een SENSOR in een buitenlamp
  •  LDR reageert op LICHT
  • Heeft lage weerstand als er licht op komt.

Slide 21 - Tekstslide

NTC
  •  Wat is een NTC?
  •  Waar wordt een NTC toegepast?

Slide 22 - Tekstslide

NTC
  •  Negatieve Temperatuur Coëfficiënt
  •  Lage weerstand bij hoge temperaturen.
    (meeste weerstanden worden hoger als het warm wordt)
  • Kan als sensor gebruikt worden in een automatische schakeling

Slide 23 - Tekstslide

Hoe heet een sensor die met een magneet bediend wordt
A
LDR
B
Reedcontact
C
NTC
D
transistor

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quizvraag

Laatste vraag:

In een transistor loopt de stroom van
A
de collector naar de emitter
B
de basis naar de collector
C
van de emitter naar de collector
D
collector naar de basis

Slide 26 - Quizvraag

Maak opdrachten


vwo-boek

§ 5.4 opgaven 

Nynke en Teun: 1, 3, 4, 10 en 11

alle andere vwo-LL: 1 t/m 4,  7, 8 en 9 


havoboek

§ 5.4 opgaven 1 t/m 9 


 Huiswerk: afmaken opdrachten & zelf nakijken.


Slide 27 - Tekstslide