Microscoop
1. Oculair - De bovenste lens. Hier kun je door kijken.
2. Tubus - De buis waarin het oculair zit.
3. Grote schroef - Hiermee beweeg je de tafel (of tubus) omhoog of omlaag.
4. Revolver - Hiermee kun je draaien om een ander objectief te kiezen.
5. Kleine schroef - Hiermee kun je nauwkeurig scherpstellen.
6. Objectieven - De onderste lenzen.
7. (Preparaat)Klemmen - Hiermee kun je het preparaat vastleggen.
8. Tafel - Hier leg je het preparaat op.
9. Diafragma - Hiermee stel je in hoeveel licht door het preparaat valt.
10. Lamp - De lamp verlicht het preparaat.
11. Voet - Voetsteun voor de microscoop
12. Statief - Hiermee draag je de microscoop
Werken met de microscoop
- Let op dat je het objectief en preparaat niet door elkaar haalt
- Op het voorwerpglas (dikke glaasje) leg je wat je wil bekijken
- Je dekt dit af met het dekglaasje (dunne glaasje)