Schriftelijke Overhoring Biologie

Mentoruur
Donderdag 12-12-2024
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolMiddelbare schoolGroep 8

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Mentoruur
Donderdag 12-12-2024

Slide 1 - Tekstslide

Vrijdag 13-12-2024
Schriftelijke Overhoring:

Biologie:
- Paragraaf 3.1 (Blz 65 t/m 67) 
- 3.1 Leerdoelen + Begrippen
- Tekenregels (Blz 42 + 43)
- Microscoop (Blz 58 t/m 60)

Engels:
Geen leerwerk!
Tip: Lees Vocabulary 2.1 t/m 2.4 door! (Blz 174 + 175)

Slide 2 - Tekstslide

Biologie
Tekenregels:

1. Maak grote tekeningen
2. Gebruik een scherp potlood met een harde punt.
3. Teken alleen scherpe lijnen. Niet schetsen dus!
4. Teken eerst de omtrek met dunne lijnen, daarna de andere delen.  Als de opzet van je tekening goed is, kun je hem duidelijker maken.
5. Teken alleen wat je ziet. Zorg dat de verhoudingen tussen de onderdelen kloppen
6. Benoem de onderdelen van de tekening. Geef ze aan met een horizontale lijn, en zet de naam van het onderdeel naast deze lijn. Zet alle benamingen aan de rechterkant.
7. Zet linksboven alle informatie over de tekening
- Het onderwerp
- Schematisch of natuurgetrouw
- Buitenaanzicht, Dwarsdoorsnede of lengtedoorsnede
- De vergroting
8. Zet rechtsboven je naam en je klas

Slide 3 - Tekstslide

Biologie
Schematisch of natuurgetrouw

Schematisch
- Je laat alleen de belangrijkste kenmerken en onderdelen zien.
- De tekening is zwart-wit en bevat weinig details.
- Een schematische tekening ziet er saai uit, maar je kan alles makkelijk vinden.

Natuurgetrouw
- Je geeft zo precies mogelijk weer wat je ziet.
- Je mag alle kleuren en details gebruiken
- Een natuurgetrouwe tekening lijkt op een foto.

Slide 4 - Tekstslide

Biologie
Licht- & Elektronenmicroscoop

Elektronenmicroscoop
- De elektronenmicroscoop kan een paar miljoen keer vergroten.
- De elektronenmicroscoop wordt vaak gebruikt door wetenschappers.

Lichtmicroscoop
- De lichtmicroscoop kan maximaal 400 keer vergroten.
- Je kijkt ermee naar kleine dingen en het voorwerp dat je bekijkt heet een preparaat

Slide 5 - Tekstslide

Biologie
Microscoop

1. Oculair - De bovenste lens. Hier kun je door kijken.
2. Tubus -  De buis waarin het oculair zit.
3. Grote schroef - Hiermee beweeg je de tafel (of tubus) omhoog of omlaag.
4. Revolver - Hiermee kun je draaien om een ander objectief te kiezen.
5. Kleine schroef - Hiermee kun je nauwkeurig scherpstellen.
6. Objectieven - De onderste lenzen.
7. (Preparaat)Klemmen - Hiermee kun je het preparaat vastleggen.
8. Tafel - Hier leg je het preparaat op.
9. Diafragma - Hiermee stel je in hoeveel licht door het preparaat valt.
10. Lamp - De lamp verlicht het preparaat.
11. Voet - Voetsteun voor de microscoop
12. Statief - Hiermee draag je de microscoop

Werken met de microscoop
- Let op dat je het objectief en preparaat niet door elkaar haalt
- Op het voorwerpglas (dikke glaasje) leg je wat je wil bekijken
- Je dekt dit af met het dekglaasje (dunne glaasje)

Slide 6 - Tekstslide

Biologie
3.1 Organen en orgaanstelsels + planten

Zie samenvatting

3.1 Organen en orgaanstelsels

Organen Deel van een organisme dat een bepaalde taak heeft.
Orgaanstelsels Een groep organen die samenwerken in het lichaam om een bepaalde taak uit te voeren.
Verteringsstelsel Organen die samenwerken om eten te verteren.
Beenderstelsel Het orgaanstelsel dat bestaat uit alle botten.
Spierstelsel Het orgaanstelsel dat bestaat uit alle skeletspieren.
Wortel Deel van de plant dat zorgt voor opname van water en mineralen.
Stengel Deel van de plant dat zorgt voor transport van water, mineralen en voedingsstoffen.
Blad Deel van de plant waar met name fotosynthese plaatsvindt.
Vaatbundel Een groep buisjes in een plant waar stoffen doorheen vervoerd worden.
Nerf Vaatbundel in een blad.
Mineralen Stoffen in de natuur die niet van planten of dieren afkomstig zijn.
Wortelstelsel Alle wortels van een plant samen.


Slide 7 - Tekstslide

Samenvatting Paragraaf 3.1
Organen zijn delen van een organisme en voeren één of meer taken uit. Ze zorgen dat je lichaam functioneert.

Ademhaling - Longen (Stengel van een boom = de stam.)
Hart - Pompt bloed door je lichaam + Voorziet organen van zuurstof.
Schedel - Beschermt je hersenen + geeft je hoofd vorm.

Beenderstelsel - Stevigheid
Spieren in het spierstelsel - Werken samen zodat je kan bewegen
Organen van verteringsstelsel - Verteren samen je voedsel.

- Wortels nemen water en mineralen op uit de grond. Mineralen zijn stoffen zodat je kan leven. Wortels zorgen dat de plant stevig staat.

- Stengels hebben vaatbundels. Vaatbundels zijn een soort buisjes waardoor water met daarin opgeloste stoffen naar alle delen van de plant wordt veroverd. 

- Bladeren hebben nerven. Nerven zijn de vaatbundels in bladeren. Via nerven komt het water met opgeloste stoffen overal in de bladeren. In de groene stengels en bladeren vindt fotosynthese plaats. Door fotosynthese maakt de plant zijn eigen voedsel aan.




Slide 8 - Tekstslide

Engels
Leestoets


Lees vocabulary 2.1 t/m 2.4 nog een keer goed door!

Slide 9 - Tekstslide

timer
44:00

Slide 10 - Tekstslide

1. je naam
2. je klas
3. welke vraag vond je moeilijk
4. vond je de toets moeilijk
5. wat voor cijfer denk je dat je hebt
6.  wat is het klassengemiddelde  (voldoende of on-)
7. vraag aan anderen of ze iets moeilijk vonden

Slide 11 - Tekstslide


organen
Tekanen 
Orgaanstelsels  
Verteringsstelsel 
Beenderstelsel 
Spierstelsel 
Wortel 
Stengel
Blad
Vaatbundel 
Nerf
Mineralen 
Wortelstelsel 

Slide 12 - Tekstslide