3.3 Kruisingen

3.3 Kruisingen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.3 Kruisingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Herhalen 3.2
Vragen 3.2?
Uitleg 3.3
Oefenen met kruisingen
Opdrachten 3.3

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Frank heeft voor de haarkleur de genen Bb (bruin), Frank is
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief

Slide 4 - Quizvraag


Welke kleur ogen heeft de persoon met chromosomenpaar 2?
A
Bruine ogen
B
Blauwe ogen
C
Combinatie van bruin en blauwe ogen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het intermediaire genotype?
A
KwKw
B
KrKr
C
KwKr
D
Roze

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen 3.3
Je kunt een kruisingsschema opstellen.
Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.

Slide 7 - Tekstslide

Een kruising
 Als twee organismen met elkaar nakomelingen krijgen, dan noemen we dat kruisen.
 In deze basisstof gaat het bij kruising altijd om één erfelijke eigenschap (één gen).  

Slide 8 - Tekstslide

Een kruising
- Bij een kruising dan geef je de ouders aan met de letter P (parentes)
- De eerste generatie geef je aan met de letter F1 (filii).
- De tweede generatie geef je aan met de letter F2. 

generatie = nakomelingen van hetzelfde ouderpaar. 

Slide 9 - Tekstslide

Een kruisingsschema maken
Stap 1 (P): Bedenk wat de fenotype en genotype van de ouders zijn. 
P = AA x aa
Stap (2): Bedenk welke allelen in de geslachtcellen van de ouders kunnen ontstaan. 
AA = altijd A
aa = altijd a

Slide 10 - Tekstslide

Een kruisingsschema maken
Stap 3 (F1): Stel vast welke genotypen en fenotypen de nakomelingen kunnen hebben. 
Stap 4 (F2): Stel vast welke genotypen en fenotypen de dieren in de F2 kunnen hebben.


Slide 11 - Tekstslide

Stappen uitgewerkt
Stap 1: (P)                                       AA x aa
Stap 2: (geslachtscellen)          A x a
Stap 3: (F1)                                          Aa
                                                              Aa       x      Aa
                (geslachtscellen)       A of a         A of a
Stap 4: (F2)                                   kruisingsschema 

Slide 12 - Tekstslide

Mogelijkheden

Slide 13 - Tekstslide

Zelf oefenen
Je krijgt opnieuw twee kleuren fishes
Kies welke kleur dominant is en welke letter je gebruikt
Pak blind twee fishes voor de vader en twee voor de moeder
Werk het kruisingsschema uit

Slide 14 - Tekstslide

Mogelijkheden voor genotype en fenotype
- Genotype; vier mogelijkheden genotype. 
(AA 25%, Aa 50%, aa 25%)

- Fenotype; twee mogelijkheden fenotype. 
(Zwart 75%, geel 25%)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Werk deze kruisingen uit
Aa x Aa

AA x aa

Bb x bb

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten 
Maak opdracht 2 t/m 5

Slide 18 - Tekstslide