Grammar A1/A2 FIX les 5

Grammar A1/A2 FIX les 5
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammar A1/A2 FIX les 5

Slide 1 - Tekstslide

Welcome dear students
For today:
- Demonstrative pronouns
- Adjectives
- Homework

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling Quantifiers
Go to: https://play.blooket.com and enter the Game ID


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Fill in the correct demonstrative pronoun

1. Look at (…) newspaper here.

Slide 8 - Open vraag

Fill in the correct demonstrative pronoun
use a , between your anwers
2. (…) are my grandparents, and (…) people over there are my friend's grandparents.


Slide 9 - Open vraag

Fill in the correct demonstrative pronoun

3. (…) bottle over there is empty.


Slide 10 - Open vraag

Fill in the correct demonstrative pronoun
Use a , between your answers

4. (…) is my phone and (…) are your parents’ phones on the shelf over there.



Slide 11 - Open vraag

Fill in the correct demonstrative pronoun

5. (…) book here is mine.

Slide 12 - Open vraag

Je gebruikt 'this'/'these' wanneer iets...

Slide 13 - Open vraag

Je gebruikt 'this' voor (...) en je gebruikt 'those' voor (...)

Slide 14 - Open vraag

Je gebruikt 'that'/'those' voor iets dat...

Slide 15 - Open vraag

Je gebruikt 'that' voor (...) en je gebruikt 'those' voor (...)

Slide 16 - Open vraag

Signaalwoorden voor 'this'/'these' zijn...
Signaalwoorden 'that'/'those' zijn...

Slide 17 - Open vraag

Adjectives

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.

 

He - watched - a film - on television - last weekend.

Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 21 - Tekstslide

Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 22 - Tekstslide

Soms zet je een adjective achter het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp. 
Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look, appear en seem.
  

She looks amazing in my new dress.
I am curious to see that new film.
They seem focussed on their singing careers.

Slide 23 - Tekstslide

My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy in set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movies was the best.
romantic
first
hilarious
secret

Slide 24 - Sleepvraag

Type the number where the adjective belongs:
She was (1) a (2) model (3) when she was (4) younger. (beautiful)

Slide 25 - Open vraag

Type the number where the adjective belongs:
This (1) house (2)is (3). (huge)

Slide 26 - Open vraag

the woman is happy.
Wat is de adjective?
A
woman
B
is
C
happy
D
the

Slide 27 - Quizvraag

She has green hair
Wat is de adjective?
A
she
B
hair
C
has
D
green

Slide 28 - Quizvraag

Sarah has a beautiful cat
wat is de adjective?
A
sarah
B
has
C
beautiful
D
cat

Slide 29 - Quizvraag

Jim is a funny guy
Wat is de adjective?

A
funny
B
is
C
guy
D
Jim

Slide 30 - Quizvraag

Homework
Work on Chapter 4 Irregular verbs / Nouns  and adjectives in FIX Engels.

Slide 31 - Tekstslide