Werkwoorden les 11-6-2021
1 / 24
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
habe
hast
hat
haben
du
Slide 5 - Sleepvraag
Roos ...... (heeft) nicht gut geschlafen.
A
habe
B
hat
C
hast
D
haben
Slide 6 - Quizvraag
De stam van een werkwoord in het Duits is ...?
A
de ik-vorm (ich)
B
het hele werkwoord
C
het hele werkwoord min -n
D
het hele werkwoord min -en
Slide 7 - Quizvraag
Welke uitgang komt er achter de stam bij 'du' (gehen)
Slide 8 - Open vraag
Welke uitgang komt er achter de stam bij 'Peter' (schreiben)
Slide 9 - Open vraag
Ich ...... einen Brief. (schreiben)
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben
Slide 10 - Quizvraag
Welke uitgang komt er achter de stam bij 'ihr' (wohnen)
Slide 11 - Open vraag
mache
gehst
spielen
lernt
ich
du
wir
es
Slide 12 - Sleepvraag
....... ihr am Sonntag mit zu Oma? (kommen)
A
Komm
B
Komme
C
Kommt
D
Kommen
Slide 13 - Quizvraag
Wann ...... du am Computer? (sitzen)
A
sitz
B
sitze
C
sitzte
D
sitzt
Slide 14 - Quizvraag
Wir ....... gerne Karaoke. (singen)
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst
Slide 15 - Quizvraag
Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen
Slide 16 - Quizvraag
Ich ...... (ben) um 9 Uhr in der Schule.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sein
Slide 17 - Quizvraag
......... (hebben) ihr ein großes Haus?
A
habe
B
hast
C
habt
D
haben
Slide 18 - Quizvraag
....... Susanne auch ins Kino? (gehen)
A
Gehe
B
Gehst
C
Geht
D
Gehen
Slide 19 - Quizvraag
Du ... (tanzen)
A
tanzet
B
tanzst
C
tanzen
D
tanzt
Slide 20 - Quizvraag
Er ... (grüßen) mich.
A
grüßt
B
grüßst
C
grüßet
D
grüßzt
Slide 21 - Quizvraag
Luise ..... (is) sehr sportlich.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 22 - Quizvraag
Wir ...... (zijn) noch draußen (buiten).
A
bin
B
ist
C
sein
D
sind
