Pluriforme Samenleving Herhaling 2223

1 / 42
volgende
Slide 1: Video
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Pluriforme samenleving
Herhaling van het hoofdstuk

Slide 2 - Tekstslide

Illegalen 

Illegalen => zijn mensen die geen toestemming hebben om hier te wonen en te werken. 

Vind jij dat de overheid verantwoordelijk is voor de opvang van illegalen? 

Slide 3 - Tekstslide

Pluriforme samenleving

Volg de klassikale les 

OF: 

  • Open of download de oefentoetsapp: Essener VMBO KGT  
  • Je scoort minimaal 80%
  • Lees de leerteksten die ik uitdeel. 
  • Zorg dat je kennen en kunnen uit de leertekst beheerst. 

Slide 4 - Tekstslide

Pluriforme samenleving

Pluriforme samenleving is een samenleving van mensen met verschillende culturen en leefstijlen  > Pluriform betekent veelvormig
Cultuurgroepen > Groep mensen die dezelfde normen, waarden en gewoonten heeft.



Slide 5 - Tekstslide

Dominante cultuur
Dominante cultuur = De normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in een land

  • Bijvoorbeeld: de intocht van Sinterklaas of 's avonds rond zes uur warm eten. Enne  vrijheid van meningsuiting, Koningsdag en gelijke behandeling van vrouwen, de Gay-Pride etc.

Slide 6 - Tekstslide

Subculturen
Een subcultuur is de cultuur van een kleine groep binnen de samenleving, bijvoorbeeld door: muzieksmaak, land van herkomst, regio, werk of geloof

  • Je gedraagt je volgens de normen, waarden en gewoonten van deze groep
  • Je hoort meestal niet bij één subcultuur, maar bij de voetbalclub, deze school, groep gamers etc. 

Slide 7 - Tekstslide

Soorten subculturen
  • geloof  > Joden, moslims, protestanten, katholieken
  • muziek > hardrock
  • werk>  verpleegkundigen, agenten etc
  • politiek > socialisten, liberalen, christen-democraten
  • woonplaats > Amsterdammers en Friezen 
  • land van herkomst

Slide 8 - Tekstslide


Ethnische subculturen




Deze subculturen zijn gebaseerd op land van herkomst, zoals: 
Turken, Surinamers, Antilianen, Marokkanen,  Iraniërs.
Vaak houden mensen tradities uit het land van herkomst in ere. 

Slide 9 - Tekstslide

Culturen verschillen
  • Per groep (Hiphoppers gedragen zich anders dan Jehova's getuigen. 
  • Per plaats (Boeren en smakken bij het eten is in China heel beleefd, hier niet) 
  • In tijd (Vroeger was seks voor het huwelijk echt not done)

Slide 10 - Tekstslide

Vooroordelen
Vooroordeel 
Zonder dat je iemand kent, heb je vaak meteen een beeld of oordeel. Als zo’n beeld niet op feiten is gebaseerd, noem je dat een vooroordeel.




Slide 11 - Tekstslide

Welke vooroordelen kun je bedenken bij deze foto’s?

Slide 12 - Tekstslide

Stereotype
Een vooroordeel dat niet op één persoon slaat, maar op een hele groep en een stereotypering.


Bedenk twee stereotype beelden die bestaan over Nederlanders.

Slide 13 - Tekstslide

Ongelijke behandeling
Discriminatie = Als je iemand in dezelfde situatie anders behandelt.

Discriminatie kan plaats vinden op basis van:
  • culturele achtergrond 
  • racisme = discriminatie op grond van iemands huidskleur. 
  • uiterlijk.
  • sekse (man of vrouw) of seksuele geaardheid.
  • seksisme: discriminatie op grond van iemands sekse.
  • leeftijd.



Slide 14 - Tekstslide

Respect en tolerantie
Tolerantie > Tolerant zijn betekent dat je er geen probleem mee hebt dat mensen anders zijn of andere normen en waarden hebben dan jij.

Respect > Een ander in zijn of haar waarde laten

  • Tolerantie heeft veel te maken met respect. Door tolerant te zijn, laat je zien dat je mensen die anders zijn respecteert.

We kijken weer een korte video:  Leg uit hoe tolerantie ervoor kan zorgen dat je minder vooroordelen hebt. 

Slide 15 - Tekstslide

Migratie naar Nederland
Immigratie = Mensen uit andere landen komen in Nederland wonen.

  • Nederland kent een eeuwenlange geschiedenis van immigratie. In de 20e eeuw kwamen veel immigranten uit landen als China, Marokko, Turkije, Suriname en Indonesië naar Nederland.

Slide 16 - Tekstslide

Emigratie
Emigratie = verhuizen naar een ander land

De keuze om te emigreren is niet altijd makkelijk. Toch kunnen mensen daar belangrijke redenen voor hebben, zoals:
  • een zoektocht naar veiligheid.
  • werk.
  • de onafhankelijkheid van koloniën.
  • trouwen of je gezin laten overkomen.

Slide 17 - Tekstslide

Asielzoekers 
Asielzoekers > Mensen die in een ander land toegelaten willen worden als vluchteling.



Vluchtelingen zijn mensen die in hun eigen land ernstig gevaar lopen. Bijvoorbeeld door een oorlog. De laatste jaren komen veel vluchtelingen uit Syrië, Irak en Eritrea

Slide 18 - Tekstslide

Werk 
Mensen komen vaak als arbeidsmigrant naar Nederland, omdat ze in hun eigen land moeilijk aan werk kunnen komen.
In de jaren zestig kwamen ze veelal uit Spanje, Italië, Turkije en Marokko. 

Tegenwoordig komen de meeste arbeidsmigranten uit de Europese Unie.

Slide 19 - Tekstslide

Dekolonisatie
Sommige immigranten komen uit één van de voormalige koloniën van Nederland:
  • Suriname (onafhankelijkheid in 1975).
  • Indonesië (onafhankelijkheid in 1949): Nederlands-Indiërs en Molukkers.
  • De Nederlandse Antillen.

Slide 20 - Tekstslide

Gezin
Gezinshereniging =>  Je laat je gezin uit een ander land overkomen om weer samen te kunnen wonen.

Gezinsvorming =>Je laat je partner uit een ander land overkomen om hier te trouwen.
 

Slide 21 - Tekstslide

Allochtoon of autochtoon?
Allochtoon > jij of een van je ouders is in het buitenland geboren (en opgegroeid)
Autochtoon > jij én je beide ouders zijn in Nederland geboren.


We gebruiken deze termen tegenwoordig niet
meer maar spreken van 'Nederlanders met een
migratie-achtergrond'

Slide 22 - Tekstslide

Spanningen  
  • Autochtone Nederlanders en nieuwkomers kunnen allebei het gevoel hebben iets te verliezen => angst dat hun samenleving verdwijnt.
  • Onbegrip tussen groepen leidt tot stereotypen en vooroordelen.
  • Vooroordelen leiden tot wantrouwen aan beide kanten.
  • Waarden en normen kunnen tussen verschillende culturen erg van elkaar verschillen.

Slide 23 - Tekstslide

Verschillende normen en waarden
Verhuizen naar een land met een andere cultuur, betekent dat je kennismaakt met andere normen en waarden:
  • De positie van de vrouw: in Nederland is lang gestreden voor gelijke rechten voor vrouwen en homo’s. Sommige gelovigen zijn het oneens met deze gelijke rechten.
  • Huwelijk en seks: in sommige gelovige gezinnen is seks voor het huwelijk verboden, terwijl veel Nederlanders daar anders over denken.

Slide 24 - Tekstslide

Individu en de gemeenschap
In vergelijking met niet-westerse landen noemen we de dominante cultuur in Nederland individualistisch. In niet westerse landen collectivistisch.

Collectivistische cultuur > Cultuur waarin familiebanden en gezamenlijke tradities erg belangrijk zijn.
Individualistische cultuur > Cultuur waarin de nadruk ligt op persoonlijke ontwikkeling en individuele vrijheid.


Slide 25 - Tekstslide

H5 Integratie

Slide 26 - Tekstslide

Assimilatie 


Assimilatie
=>  Je vervangt heel veel van je eigen cultuur door de dominante cultuur van het land waar je woont.


Slide 27 - Tekstslide





Hele eigen cultuur wordt vervangen door 
de dominante cultuur waar je woont. 
Je past je dus helemaal aan.

Slide 28 - Tekstslide

Segregatie 
Segregatie is een sterke scheiding tussen de verschillende bevolkingsgroepen. 

Nieuwkomers leven sterk gescheiden van de dominante cultuur => er vindt geen cultuuroverdracht plaats.

Slide 29 - Tekstslide





Er is een sterke scheiding tussen de 
verschillende groepen.
Meer scheiding leidt tot meer vooroordelen

Slide 30 - Tekstslide

Integratie


Integratie
is wanneer nieuwkomers Nederlandse gewoonten overnemen, maar ook veel dingen van hun eigen cultuur houden.

Slide 31 - Tekstslide





Migranten nemen een deel van de dominante cultuur over, 
maar behouden ook veel dingen van de eigen cultuur

Slide 32 - Tekstslide

Wat vindt de politiek ervan?
  • Bijna alle partijen vinden dat nieuwkomers moeten zorgen dat ze integreren.
  • Sociaal-democratische partijen vinden dat de overheid nieuwkomers goed moet ondersteunen.
  • Liberale partijen vinden dat nieuwkomers vooral zelf verantwoordelijk zijn voor hun integratie.
  • O.a. PVV, FVD, JA21 zijn sterk afwijzend tegenover nieuwkomers.

Slide 33 - Tekstslide

Gelovigen in Nederland
Godsdienstvrijheid = Het recht om te geloven wat je wilt.

Bijna de helft van de Nederlandse jongeren is ongelovig. Een kwart gaat regelmatig naar de kerk, tempel, synagoge of moskee.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Het christendom
Christenen geloven in God. Een uitgangspunt van het geloof is dat Jezus de zoon van God is en op aarde heeft geleefd om mensen te verlossen van het kwaad. De Bijbel is het heilige boek.

Het christendom is de grootste godsdienst in Nederland.

Slide 36 - Tekstslide

De Islam
De islam heeft zich in Nederland verspreid na de komst van Turken en Marokkanen in de jaren zestig. 

God wordt aangeduid met de term Allah. Mohammed is de profeet die het woord van God heeft ontvangen. Het heilige boek is de Koran. In de moskee wordt gebeden. 

Slide 37 - Tekstslide

Jodendom 
Sinds de Gouden Eeuw zijn Joden naar Nederland gekomen omdat hier godsdienstvrijheid was.
Joden geloven in één God.  Gebedsboek heet ook wel de Torah aangeduid met JHWH.  Joden bidden in de synagoge

Sabbat (rustdag) is op vrijdag. 

Slide 38 - Tekstslide

Vrijheid van meningsuiting
In Nederland heeft iedereen vrijheid van meningsuiting. Dit betekent niet dat je alles mag zeggen. Bij het uiten van je mening is het volgende verboden:
  • discriminatie.
  • oproepen tot geweld.
  • haatzaaien.

Slide 39 - Tekstslide

Modern of fundamenteel
Gematigd  > Gelovigen die vinden dat je heilige boeken niet letterlijk moet nemen, maar dat je er de belangrijkste boodschappen uit moet meenemen

Fundamentalistisch > Gelovigen die vinden dat je heilige boeken wél letterlijk moet nemen.

Slide 40 - Tekstslide

Aan de slag! 
Download of open de VMBO-KGT oefentoetsapp en oefen Pluriforme Samenleving
Scoor voor alle toetsen minstens 80% 

Slide 41 - Tekstslide

Maak de samenvattingen van H6 en de begrippenlijsten op blz 124 t/m 127

Slide 42 - Tekstslide