28-03 Spelling B6W4L3

Spelling B6W4L3
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling B6W4L3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er in deze zin?
Mama zegt: 'Lucy, wil jij het mandje voor het kastje opruimen?'
A
Voorzetsel
B
Komma
C
Vraagteken
D
Aanhalingstekens

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer zet je een komma in de zin?
A
Voor een voegwoord
B
Als je een korte rust wilt aangeven in de zin.
C
Bij een opsomming
D
Voor of na de naam van iemand die je aanspreekt.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De komma

Ellen Ali en ik gaan naar buiten.
Vera ga jij ook mee?
Vera zegt: 'Ik ga naar huis want ik ben moe.'

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke leestekens ken je?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens

Joris gilt Joepie We eten spruitjes
Kevin vraagt Vind jij spruitjes niet ontzettend vies
Joris antwoordt Het is niet vies met een lekker chocoladesausje erover

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bepalen van: 
Joris gilt: 'Joepie! We eten spruitjes.'
Kevin vraagt: 'Vind jij spruitjes niet ontzettend vies?'
Joris antwoordt:  'Het is niet vies met een lekker chocoladesausje erover!'

Slide 9 - Tekstslide

Bepalen van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels. 
Hulpwerkwoord en Zelfstandig werkwoord

Joris gilt: 'Joepie! We eten spruitjes.'
Kevin vraagt: 'Vind jij spruitjes niet ontzettend vies?'
Joris antwoordt:  'Het is niet vies met een lekker chocoladesausje erover!'

Slide 10 - Tekstslide

Bepalen van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels. 
Persoonsvorm en onderwerp

Kevin vraagt: 'Vind jij spruitjes niet ontzettend vies?'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
Kevin vraagt: 'Vind jij spruitjes niet ontzettend vies?'
A
Kevin, jij
B
Vraagt, Vind
C
Spruitjes
D
Ontzettend, vies

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?
Kevin vraagt: 'Vind jij spruitjes niet ontzettend vies?'
A
Kevin
B
Kevin, vraagt
C
Kevin , jij
D
Vraagt, vies

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies