NN Cursus 6 - paragraaf 2, blz. 196 -204

Argumentatiestructuren
Leerdoelen week 2

Ik kan de vier basisstructuren van argumentaties herkennen.
Ik kan argumentaties in blokjesschema's plaatsen en de schema's benoemen.


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Argumentatiestructuren
Leerdoelen week 2

Ik kan de vier basisstructuren van argumentaties herkennen.
Ik kan argumentaties in blokjesschema's plaatsen en de schema's benoemen.


Slide 1 - Tekstslide

week 1 argumenteren
De oplossingen die tot nu toe worden bedacht zijn schijnoplossingen. Het door het OMT voorgestelde testbeleid zorgt ervoor dat binnen korte tijd een groot deel van de leerlingen weer thuis zit, omdat zij en/of hun docenten in quarantaine moeten. De anderhalve-meter-maatregel tussen leerlingen is niet te handhaven. 

Slide 2 - Tekstslide

standpunt en argument
  • signaalwoorden?
  • want = argument, dus = standpunt
  • feitelijk of waarderend?
  • checken of oordelen
  • tegenargument of weerlegging?
  • aanvallen standpunt of aanvallen argument

Slide 3 - Tekstslide

vier basisstructuren van argumentatie

enkelvoudige argumentatie
onderschikkende argumentatie
nevenschikkende argumentatie met 
-onafhankelijke argumenten
-afhankelijke argumenten

Slide 4 - Tekstslide

enkelvoudige argumentatie
Als ik op een sport ga, ga ik op volleybal. (standpunt)

Bij volleybal komen weinig blessures voor. (argument)

Je geeft een argument bij een standpunt.




Slide 5 - Tekstslide

onderschikkende argumentatie
Als ik op een sport ga, ga ik op volleybal. (standpunt)
(want)
Bij volleybal komen weinig blessures voor. (argument)
(want)
Er is geen fysiek contact met de tegenstander.(argument bij argument)
Je ondersteunt en versterkt je argument met een argument.

Slide 6 - Tekstslide

nevenschikkende argumentatie
nevenschikkend: naast elkaar
Als ik op een sport ga, ga ik op volleybal. (standpunt)

Bij volleybal komen                                              Ik doe mijn ouders daar
weinig blessures voor.                                          een groot plezier mee. 
argument                                                                            argument
Je geeft meerdere argumenten bij je standpunt.

Slide 7 - Tekstslide

nevenschikkend= naast elkaar

Kun je de argumenten los gebruiken? 
dan: 
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
de argumenten hebben niets met elkaar te maken en zijn ook los van elkaar 'geldige' argumenten

Slide 8 - Tekstslide

nevenschikkende argumentatie
nevenschikkend: naast elkaar
Als ik op een sport ga, ga ik op volleybal. (standpunt)
ik wil graag samen met                                                         mijn zus zit op 
mijn zus sporten                                                                                volleybal
argument                                                                                         argument

Slide 9 - Tekstslide

nevenschikkend= naast elkaar
Kun je de argumenten niet los gebruiken? 
dan: 
nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
Als ik met mijn zus wil sporten, en zij zit op voetbal, dan moet ik niet gaan volleyballen....

Slide 10 - Tekstslide


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 11 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 12 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 13 - Quizvraag


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 14 - Quizvraag

Blokjesschema
Politici zijn niet te vertrouwen: ze hebben immers allemaal hun eigen belangen voorop staan. Ik ga
dan ook niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen. Bovendien ben ik dan op wereldreis.

Slide 15 - Tekstslide

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Subargument
Ik ben op wereldreis.
Ze hebben allemaal hun eigen belangen voorop staan.
Politici zijn niet te vertrouwen.
Ik ga
  niet meer stemmen.

Slide 16 - Sleepvraag

Dit is een?
A
Onderschikkende argumentatie
B
Enkelvoudige argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
D
Onder- en nevenschikkende argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

leeractiviteit week 2
maken Nieuw Nederlands Cursus 6 Argumenteren, paragraaf 2 Argumentatiestructuren
opdracht 1 t/m 9

Klaar? (Verder) lezen in een van de twee boeken die je voor de Boekopdracht 3 gekozen hebt.

Slide 19 - Tekstslide

check leerdoelen

Ik kan de vier basisstructuren van argumentaties herkennen.

Ik kan argumentaties in blokjesschema's plaatsen en de schema's benoemen.

Slide 20 - Tekstslide