GF. 3 De atmosfeer

Geofysica
GF. 3 De atmosfeer
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
natuurkundeSecundair onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Geofysica
GF. 3 De atmosfeer

Slide 1 - Tekstslide

De opbouw van de atmosfeer

Slide 2 - Tekstslide

Temperatuur in de atmosfeer
De atmosfeer kan op basis van de temperatuursverschillen onderverdeeld worden in 4 verschillende lagen of sferen.  
bekijk goed de figuur, kijk naar het temperatuursverloop. Waar daalt de temperatuur en waar stijgt ze? 

Slide 3 - Tekstslide

De troposfeer 
De onderste laag van de aardse atmosfeer. De basis van de troposfeer valt samen met het begane oppervlak, de top ligt op ongeveer 12 km (wisselend tussen 10 km aan de polen en 16 km aan de evenaar). 
De stratosfeer 
De op één na onderste laag van de aardse atmosfeer. De basis van de stratosfeer ligt op ongeveer 12 km hoogte, de top op ongeveer 50 km. 
De mesosfeer

Laag van de aardse atmosfeer tussen de stratosfeer en de thermosfeer. De mesosfeer bevindt zich tussen 50 en 85 km hoogte.
De thermosfeer
Buitenste laag van de aardse atmosfeer. De basis van de thermosfeer ligt op een hoogte van 85 km boven het aardoppervlak. Op ongeveer 600 km hoogte gaat de thermosfeer over in de exosfeer.

Slide 4 - Tekstslide

Gassamenstelling van de atmosfeer

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Luchtdruk
De druk hangt af van de grootte van de kracht en het oppervlak waarop deze kracht wordt uitgeoefend:


𝑑𝑟𝑢𝑘=𝑘𝑟𝑎𝑐ℎ𝑡/𝑜𝑝𝑝𝑒𝑟𝑣𝑙𝑎𝑘  Of     𝑝=𝐹/𝐴 𝑜𝑓 𝐹=𝑝∙𝐴

Er zijn veel eenheden voor druk. De officiële eenheid is Pascal (Pa): 1 Pa = 1 N/m2



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Luchtdruk:
Als lucht opwarmt zet het uit
Dus zijn er minder luchtdeeltjes
En is de lucht lichter
En is er dus sprake van een lagedrukgebied
(omgekeerde redenatie geldt voor koude lucht)

Slide 10 - Tekstslide

Vloeistofdruk

Slide 11 - Tekstslide

Wolken en neerslag
Je kan het verband tussen temperatuur en luchtvochtigheid beschrijven. 
Je kunt uitleggen wat het dauwpunt is. 
Je kunt het verband tussen dauwpunt en luchtvochtigheid aan de hand van een grafiek uitleggen. 

Slide 12 - Tekstslide

Temperatuur en luchtvochtigheid
De temperatuur zegt altijd iets over hoe warm de lucht is. 
De luchtvochtigheid zegt hoeveel gram per kubieke meter lucht.
Als de temperatuur hoger is, word water sneller verdampt en word er meer water verdampt, dit zorgt ervoor dat de luchtvochtigheid hoger wordt. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Dampdruk
Dampdruk is de druk die de damp van een stof op de wanden van een gesloten ruimte uitoefent. In N/m2 .


De druk waarbij waterdamp gaat condenseren                               verzadigingsdampdruk

Slide 15 - Tekstslide

Dampdruk
De druk die watermoleculen uitoefenen op 1 m2


Temperatuur waarbij
waterdamp gaat condenseren

Koude lucht kan dus minder
waterdamp bevatten dan warme lucht


Slide 16 - Tekstslide

relatieve luchtvochtigheid

Slide 17 - Tekstslide

Dauwpunt en luchtvochtigheid
Warme lucht kan meer waterdamp bevatten (dampdruk).

Als de lucht afkoelt ontstaat er een relatieve luchtvochtigheid van 100 %                           Dauwpunt

Dan zal de waterdamp condenseren en ontstaat er dauw

 

Slide 18 - Tekstslide

Dauwpunt en luchtvochtigheid
Dauw ontstaat doordat waterdamp door een koudere temperatuur condenseert (dus overgaat van gas naar vloeibaar). Dit gebeurd vaak 's nachts. 
Bij welke temperatuur (het dauwpunt) de waterdamp condenseert, ligt aan de luchtvochtigheid. 

Slide 19 - Tekstslide

Wolken en neerslag
Wat gaan we leren vandaag?
Je kunt uitleggen hoe stapelwolken ontstaan en wat condensatieniveaus zijn. 
Je kunt uitleggen hoe stapelwolken, mooiweerwolken, buienwolken en hagel ontstaan.


Slide 20 - Tekstslide

Vormen van stapelwolken
Als lucht warm word, stijgt het op (convectiestroming).
In deze lucht kan ook waterdamp zitten. 
Deze waterdamp stijgt in een ''bel'' op.
Hoe hoger je gaat, hoe kouder het wordt. 

Slide 21 - Tekstslide

Vormen van stapelwolken
Op een gegeven moment bereikt de bel het condensatieniveau; de waterdamp word kleine waterdruppeltjes --> een wolk. 
Dit gebeurd op elkaar, hierdoor ontstaan stapelwolken. 
Door het condensatieniveau zijn wolken plat aan de onderkant. 

Slide 22 - Tekstslide

Soorten wolken
Als het lekker weer is, zitten de wolken hoger, het condensatiepunt is namelijk hoger door het warme weer.
Als het koud is, zijn de wolken lager. 
Regen en hagel ontstaan door de temperatuur in de lucht waar de wolk zit. Als het redelijk koud is, ontstaat er regen, als het heel koud is hagel. 

Slide 23 - Tekstslide

even oefenen
Benauwd weer
In de figuur zie je het verband tussen de maximale hoeveelheid waterdamp in 1 m3 lucht en de temperatuur.
In de tropen is het vaak benauwd weer. Op een dag in Jakarta is het 32 ºC en bevat 1 m3 lucht 30 g waterdamp.

Bepaal de relatieve vochtigheid.

Slide 24 - Tekstslide

uitwerking
Volgens figuur is de maximale hoeveelheid waterdamp in lucht van 32 ºC gelijk aan 34 g.
De relatieve vochtigheid is dus (30/34) × 100% = 88%.

Slide 25 - Tekstslide

even oefenen
Benauwd weer
In de figuur zie je het verband tussen de maximale hoeveelheid waterdamp in 1 m3 lucht en de temperatuur.
In de tropen is het vaak benauwd weer. Op een dag in Jakarta is het 32 ºC en bevat 1 m3 lucht 30 g waterdamp.

In deze situatie ontstaan gemakkelijk buien.
Verklaar dit. Bepaal daartoe eerst het dauwpunt van de lucht




Slide 26 - Tekstslide

uitwerking
In figuur kun je zien dat 30 g waterdamp per m3 lucht alleen kan voorkomen bij temperaturen boven de 30,5 ºC. Het dauwpunt van deze lucht is dus 30,5 ºC. De lucht hoeft dus (bijvoorbeeld door stijging) slechts in geringe mate af te koelen voordat condensatie optreedt.

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
- lees §G.3
- maken opdracht 25, 27, 29, 30, 31, 34 

Slide 28 - Tekstslide