Mavo 2 Oefentoets Hoofdstuk 2

Oefentoets
Hoofdstuk 2
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

2.2 Fictie

Slide 2 - Tekstslide

Waar staat de A voor op de zijkant van een bibiotheekboek?
A
7 - 8 jaar
B
9 - 12 jaar
C
vanaf 13 jaar
D
vanaf 15 jaar

Slide 3 - Quizvraag

Waar staat de C voor op de zijkant van een bibliotheekboek.
A
7 - 8 jaar
B
9 - 12 jaar
C
vanaf 13 jaar
D
vanaf 15 jaar

Slide 4 - Quizvraag

Waar staat de J voor aan de zijkant van een bibliotheekboek?
A
Jarig
B
Jeugd
C
Informatief jeugdboek
D
Jury

Slide 5 - Quizvraag

Stel: Je leest het boek De fluisterkelders van Hans Kuyper. Welke 4 letter staan dan op de zijkant van een bibliotheekboek.
A
Hans
B
Kuyp
C
Yper
D
HKuy

Slide 6 - Quizvraag

Voor wie zijn "Makkelijk Lezen" boeken?
A
Dyslecten
B
Mensen die geen zin hebben om te lezen.
C
Mensen die lezen makkelijk vinden.

Slide 7 - Quizvraag

2.3 Grammatica

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het vaste voorzetsel?
Ze is gek .... jou.
A
van
B
op
C
met
D
voor

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het vaste voorzetsel?
Hij wil ... je praten.
A
voor
B
over
C
met
D
over

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het vaste voorzetsel?
Ik heb een hekel ... jou.
A
aan
B
van
C
voor
D
met

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegd?
De motor van de auto slaat af.
A
slaat
B
slaat af
C
van slaat af

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het vaste voorzetsel?
De meiden aan het knutselen.
A
knutselen
B
het knutselen
C
aan het knutselen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het vaste voorzetsel?
We stonden naar de brand te kijken.
A
stonden kijken
B
te kijken
C
stonden te kijken

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het infinitief van de persoonsvorm?
De wekker gaat heel vroeg af.
A
gaan
B
afgaan
C
af gaan

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het vaste voorzetsel?
Lopen we zo niet vreselijk om?
A
omlopen
B
lopen om
C
lopen

Slide 16 - Quizvraag

2.4 Spelling

Slide 17 - Tekstslide

Wat is goed?

A
Marleen zegt: Ik vind het een mooi lied.
B
Marleen zegt: 'Ik vind het een mooi lied.'
C
Marleen zegt 'ik vind het een mooi lied.'
D
Marleen zegt: 'ik vind het een mooi lied.'

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Vincent schreeuwt: 'Mijn mobiel is kwijt!'
B
Vincent schreeuwt 'mijn mobiel is kwijt!'
C
Vincent schreeuwt: Mijn mobiel is kwijt!

Slide 19 - Quizvraag

Wat is goed?
Ik heb het je gisteren toch verteld.
A
vertelt
B
verteld

Slide 20 - Quizvraag

Wat is goed?
Ik ... het je morgen wel.
A
vertel
B
vertelt
C
verteld

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed?
Ik ... van het weekend de kerstboom ... .
A
tuigde op
B
tuig op
C
tuigen op
D
optuig

Slide 22 - Quizvraag

2.5 Zakelijk lezen

Slide 23 - Tekstslide

In Amerika is de online Urban Dictionary al jaren een begrip als het gaat om het opzoeken van de betekenis van straattaalwoorden. Sinds vorige week kent Nederland ook een online woordenboek voor straattaal.
A
Voorbeeld en vraag
B
Onderwerp noemen
C
Aanleiding

Slide 24 - Quizvraag

Graboe, OC en vaka. Dit zijn voorbeelden van straattaalwoorden. Je oma zal zeker niet weten wat ermee bedoeld wordt. Weet jij het wel?
A
Voorbeeld en vraag
B
Onderwerp noemen
C
Aanleiding

Slide 25 - Quizvraag

Straattaal is een interessant fenomeen waarover veel te vertellen is. Het bijzondere is ook dat je, wanneer je er onderzoek naar zou doen, nooit klaar bent. Straattaal verandert namelijk voortdurend.
A
Voorbeeld en vraag
B
Onderwerp noemen
C
Aanleiding

Slide 26 - Quizvraag

2.7 Taalverrijking

Slide 27 - Tekstslide

Waarom spreken tegenwoordig minder mensen een dialect?
A
Door school
B
Door televisie
C
Door school en televisie
D
Mensen spreken juist meer dialecten

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent ABN?
A
Algemeen Bijzonder Nederlands
B
Algemeen Basis Nederlands
C
Algemeen Beschaafd Nederlands

Slide 29 - Quizvraag

Hoe noemen we de algemene taal in Nederland nu?
A
ABN
B
Standaard Nederlands

Slide 30 - Quizvraag

Het Fries is een officiële taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

In welke landen wordt er nog meer Standaard Nederlands gesproken?
A
Suriname en Duitsland
B
Suriname en Aruba
C
Aruba en Afrika

Slide 32 - Quizvraag