Quiz sociaal maatschappelijke dimensie

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapsonderwijsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke dimensie?
A
Economische
B
Sociaal-maatschappelijke
C
Politiek-juridische
D
Vitaal

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'De leden van sportvereniging X vinden het belangrijk dat ze motivatie hebben, hun best doen en proberen te winnen.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Groepsidentiteit

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Mensen die bij een vereniging horen, kijken vaak meer naar elkaar om, steunen elkaar soms financieel als het nodig is en hebben eigen regels en wetten.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Groepsidentiteit

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Ik denk dat ik sociaal, vriendelijk en behulpzaam ben. Ik vind mezelf over het algemeen wel een aardig mens.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Groepsidentiteit

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn normen en waarden?
A
Iets wat jij vind als persoon en wat je doet
B
Regels van gedrag die ontstaan uit waardevolle idealen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip past hier het best bij: De normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in een land
A
Integratie
B
Dominante cultuur
C
Subcultuur
D
Pluriforme samenleving

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van wie leer je normen en waarden? :
A
Vrienden
B
Thuis
C
Door je geloof
D
Door de overheid

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?:
Vrijheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Norm of waarde?
Vriendelijkheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden zijn voor iedereen hetzelfde!
A
B

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur of subcultuur?
A
Cultuur
B
subcultuur

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Welk begrip hoort er niet bij?
A
Voorcultuur
B
Dominante cultuur
C
Sub cultuur
D
Tegencultuur

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur of subcultuur?
A
Cultuur
B
subcultuur

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle Nederlanders eten kaas en dragen klompen
A
Dominante cultuur
B
Subcultuur
C
Stereotype
D
Jongerencultuur

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mensen met dezelfde afkomst maken vaak deel uit van een:
A
Jongerencultuur
B
Etnische cultuur
C
Regionale cultuur
D
Immigratie cultuur

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is immigratie?
A
Dat mensen naar een ander land vertrekken
B
Dat mensen op vakantie gaan
C
Dat mensen in een ander land komen wonen
D
Dat de koning gratie verleent

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Er is een verschil tussen sekse en gender.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Wat voor soort discriminatie zien we hier op de afbeelding?
A
Beroep
B
Leeftijd
C
Nationaliteit
D
Sekse

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waar denk jij aan bij het begrip 'kansenongelijkheid?'
Een quizvraag: Op grond waarvan wordt het meest gediscrimineerd in Nederland?

A
GESLACHT
B
GODSDIENST
C
HERKOMST
D
SEKSUELE GEAARDHEID

Slide 20 - Quizvraag

Stel de vraag en laat de leerlingen hun antwoord op hun telefoon invoeren. 
Wanneer ze hun antwoord hebben gegeven, open je het gesprek. 

Wat is de grootste religie ter wereld?
A
Hindoeïsme
B
Christendom
C
Islam
D
Jodendom

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stelling: Vooroordelen dragen bij aan kansenongelijkheid.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de grondwet staat...
Dat de overheid niet mag discrimineren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De grondwet geldt voor iedereen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies