Netwerken

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Netwerken: doel van de les
* Je weet wat een netwerk/netwerken is;
* Je weet hoe jouw netwerk eruitziet;
* Je hebt een idee hoe je jouw netwerk kunt gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

als je een leuke sportvereniging zoekt, wie vraag jij dan voor info?

Slide 3 - Open vraag

Als je niet weet wat voor huiswerk je moet doen, wie vraag je dan?

Slide 4 - Open vraag

als je een kast moet verplaatsen die te zwaar voor je is, wie vraag je dan?

Slide 5 - Open vraag

Wat is netwerken
  • De mensen die je kent inzetten om je carrière vooruit te helpen en andersom. Het is geven en nemen. 
  • Met netwerken profileer jij jezelf en deel je kennis, tips, informatie en adviezen. 
  • Netwerken gebeurt veel online op social media en community’s en offline op speciale netwerkbijeenkomsten

Slide 6 - Tekstslide

Netwerken is nuttig voor verschillende dingen

Voor je carrière
voor sociale contacten
voor informatie / hulp

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

een paar stellingen over netwerken

Slide 9 - Tekstslide

Stelling: Het is belangrijker wie je kent dan wie je bent...
EENS
ONEENS

Slide 10 - Poll

Ongeveer de helft van alle vacatures wordt via via vervuld
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quizvraag

NIET WAAR
Maar liefst 3/4 is via via!

Slide 12 - Tekstslide

Iedereen heeft een netwerk
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 13 - Quizvraag

WAAR
Tel alle namen maar eens uit je agenda, emailadressen, ledenlijsten, clubs, verenigingen, familie, vrienden enz enz

Slide 14 - Tekstslide

Als je via je netwerk een baan wilt vinden, lukt dat het beste via mensen die je vaak ontmoet
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 15 - Quizvraag

NIET WAAR
3/4 van de mensen die via netwerken een baan vinden, vindt die baan via mensen die ze zo nu en dan of nooit ontmoeten. Mensen die je vaak ziet, zoals je vrienden leven vaak in dezelfde wereld als jij en weten ongeveer hetzelfde als jij. Bekenden die verder van je af staan, laten je kennismaken met nieuwe werelden.

Slide 16 - Tekstslide

Het doel van netwerken is om elkaar te helpen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 17 - Quizvraag

WAAR
Jij vraagt of anderen iets voor jou kunnen beteken. Maar het is de bedoeling dat jij ook kijkt of je de ander kunt helpen. Netwerken is tweerichtingsverkeer...

Slide 18 - Tekstslide

Netwerken kan je niet leren.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 19 - Quizvraag

NIET WAAR
De een kan het makkelijker dan de ander, maar iedereen kan leren om te netwerken. Netwerken gaat over het opbouwen van relaties. We netwerken vaak al zonder dat we het doorhebben, bijvoorbeeld op school, op de vereniging, op je bijbaan of je stage

Slide 20 - Tekstslide

Social media is ook netwerk
facebook
Instagram
twitter
snapchat
LinkedIn
Pinterest
teams

Slide 21 - Tekstslide

Wat je op sociale media plaatst heeft geen invloed op je werk
A
klopt
B
ligt aan het soort werk
C
mag niet, vrijheid van meningsuiting
D
Heeft zeker invloed op de beeldvorming over jou

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel procent van de werkgevers zoekt op Google of social media een sollicitant op?
A
Geen, dat mag niet.
B
20
C
60
D
90

Slide 23 - Quizvraag

Mijn sociale media hou ik privé, zodat werkgevers niet kunnen zien wat ik in het weekend doe.
A
EENS
B
ONEENS

Slide 24 - Quizvraag

Ik denk goed na voordat ik iets plaats op sociale media
A
eens
B
niet altijd
C
sta ik niet bij stil

Slide 25 - Quizvraag

Wat kan je beter niet posten
op social media?
A
je nieuwe stagebedrijf
B
je vakantiefoto's
C
klachten over je stagebedrijf
D
grappige video's

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Opdracht: wie ken ik?
Stap 1: Schrijf  (uit je hoofd en in drie minuten!) alle mensen op die je kent, waarvan de voornaam begint met de letters A en M.  Kennen betekent: als je diegene opbelt, weet de ander meteen wie je bent.
Stap 2: Kijk nu in je contacten in je telefoon (of op Facebook of op Instagram) naar de mensen die jij kent van wie de naam met een A en M begint. Hoeveel zijn dit er?
stap 3:  Kijk nu naar het lijstje dat je uit je hoofd opgeschreven hebt. Waar staan er meer mensen? In je lijstje met opgeschreven namen of in je telefoon/op Facebook? Ben je mensen vergeten?
Zijn er mensen die je bent vergeten, waarvan je dat vooraf niet had verwacht? Je vader of moeder, broerof zus of vriend of vriendin misschien?

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht: breng je netwerk in beeld
Netwerken kan je helpen niet alleen met jouw loopbaan op school maar ook met je stage of je werk later
Welke mensen zouden jou kunnen helpen?
Dat kan in principe iedereen zijn:
 Jouw oom kan jou doorverwijzen naar een uitzendbureau omdat hij in het verleden daar heeft gewerkt.
Dus jouw sociale netwerk is even belangrijk als jouw zakelijke  network.

Slide 29 - Tekstslide

Netwerk in beeld
stap 1: Zet je eigen naam in het midden
stap 2: Denk na over de groepen mensen die je kent. Bijvoorbeeld: je gezin, je familie, de mensen in je straat, mensen op de sportclub, klasgenoten nu, mensen van je vorige school, vrienden, collega’s op je werk etc.
stap 3:  Schrijf de mensen die je kent, op het vel. Zet tegelijkertijd de mensen uit dezelfde groep bij elkaar
4. Trek een lijn tussen jezelf en de mensen die je kent
5. Trek een lijn tussen die mensen die elkaar ook kennen, bijvoorbeeld: je trekt een lijn tussen je vader en je moeder.
6. Herhaal stappen 4 tot en met 6 totdat je voor alle groepen zoveel mogelijk mensen hebt opgeschreven
7. Teken cirkels om de verschillende groepen in je netwerktekening. Je kunt daarvoor verschillende kleuren gebruiken

1. Denk na over de groepen mensen die je kent. Bijvoorbeeld: je gezin, je familie, de mensen in je straat, mensen op de sportclub, klasgenoten nu, mensen van je vorige school, vrienden, collega’s op je werk, vrijwilligerswerk, geloofsruimte etc.
2. Schrijf de mensen die je kent, op het vel. Zet tegelijkertijd de mensen uit dezelfde groep bij elkaar
3. Trek een lijn tussen jezelf en de mensen die je kent 
4. Trek een lijn tussen die mensen die elkaar ook kennen, bijvoorbeeld: je trekt een lijn tussen je vader en je moeder.
5. Herhaal stappen 4 tot en met 6 totdat je voor alle groepen zoveel mogelijk mensen hebt opgeschreven
6. Teken cirkels om de verschillende groepen in je netwerktekening. Je kunt daarvoor verschillende kleuren gebruiken
7. Zet uitroeptekens bij die mensen met wie praat je over: Wat je leuk vindt. Waar je goed in bent of waar zij vinden dat je goed in bent. Stages, (toekomstig) werk en je opleiding of vervolgstudie
8. Maak een foto van je netwerktekening, zodat je hem altijd kunt bekijken.

Slide 30 - Tekstslide

jouw netwerk

Slide 31 - Tekstslide