Laatste oefeningen PW grammatica (1.7-2.7-3.7-1.8-2.8-3.8)

PW grammatica:
laatste oefeningen

Wat moet je leren?
1.7, 2.7, 3.7 --> zinsontleding
1.8, 2.8, 3.8 --> woordsoortbenoeming
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

PW grammatica:
laatste oefeningen

Wat moet je leren?
1.7, 2.7, 3.7 --> zinsontleding
1.8, 2.8, 3.8 --> woordsoortbenoeming

Slide 1 - Tekstslide

Hoe heet de werkwoordsvorm die van tijd kan veranderen?
A
voltooid deelwoord
B
infinitief
C
persoonsvorm
D
koppelwerkwoord

Slide 2 - Quizvraag

Als een zin een NG heeft, staat er sowieso één ... in de zin.
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
infinitief
D
zelfstandig werkwoord

Slide 3 - Quizvraag

Benoem het werkwoord in hoofdletters.

"Waarom heb jij de hele tijd SCHOONGEMAAKT?"
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 4 - Quizvraag

Benoem het werkwoord in hoofdletters.

"Waarom HEB jij de hele tijd schoongemaakt?"
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 5 - Quizvraag

Benoem het werkwoord in hoofdletters.

"We zijn wekenlang verdrietig GEBLEVEN na dat ongeluk."
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Benoem het werkwoord in hoofdletters.

"We ZIJN wekenlang verdrietig gebleven na dat ongeluk."
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 7 - Quizvraag

Benoem het werkwoord in hoofdletters.

"Haar schoenencollectie IS echt enorm."
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 8 - Quizvraag

Benoem het werkwoord in hoofdletters.

"Deze zender LAAT maar weinig interessante programma's zien."
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Benoem het werkwoord in hoofdletters.

"Deze zender laat maar weinig interessante programma's ZIEN."
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Benoem het werkwoord in hoofdletters.

"De supermarktketen heeft een erg slimme reclamestunt BEDACHT."
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Juist of onjuist? De volgende zin heeft een WG.

"De opzetstukjes van de tandenborstel worden elke maand vervangen."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Wat was het WG van de vorige zin?
"De opzetstukjes van de tandenborstel worden elke maand vervangen."

Slide 13 - Open vraag

Juist of onjuist? De volgende zin heeft een WG.

"De broer van mijn vriend is door de hele situatie erg nerveus geworden."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wat was het NG van de vorige zin?
"De broer van mijn vriend is door de hele situatie erg nerveus geworden."

Slide 15 - Open vraag

Juist of onjuist? De volgende zin heeft een WG.

"Zij zijn echt wel verantwoordelijk voor deze fout."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Juist of onjuist? De volgende zin heeft een WG.

"Blijven jullie hier de hele tijd aan denken?"
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Juist of onjuist? De volgende zin heeft een WG.

"We waren elke ochtend in de sportschool aan het trainen."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat was het WG van de vorige zin?
"We waren elke ochtend in de sportschool aan het trainen."

Slide 19 - Open vraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters?

"Vanochtend / was / DE LEERLING / helaas / te laat."
A
onderwerp
B
NG
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters?

"Ik / WORD / echt / HEEL BLIJ / van chocolade."
A
onderwerp
B
WG
C
NG
D
persoonsvorm

Slide 21 - Quizvraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters?

"Onze klas / heeft / bij de gymlessen / vaak / PLEZIER."
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
WG
D
NG

Slide 22 - Quizvraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters?

"HEB / jij / vanochtend / de krant / GELEZEN?"
A
onderwerp
B
WG
C
PV
D
persoonsvorm

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters?

"Lindy / heeft / HAAR NEEFJE / uitgenodigd / voor haar verjaardag."
A
onderwerp
B
WG
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters?

"Je / ZULT / toch / wat harder / moeten werken."
A
onderwerp
B
WG
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters?

"PIZZA / eten / wij / het liefst."
A
onderwerp
B
WG
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 26 - Quizvraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters?

"Vorige week / hebben / MIJN OOM EN TANTE / een prachtige nieuwe auto / gekocht."
A
onderwerp
B
WG
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 27 - Quizvraag

WOORDSOORTEN
LW - ZN - BN - VZ - HWW - ZWW - KWW

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de woordsoort van het woord in hoofdletters?

"NEDERLANDSE filmmaker wint grote filmprijs"
A
LW
B
ZN
C
BN
D
VZ

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van het woord in hoofdletters?

"Nederlandse FILMMAKER wint grote filmprijs"
A
LW
B
ZN
C
BN
D
VZ

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van het woord in hoofdletters?

"Nederlandse filmmaker WINT grote filmprijs"
A
HWW
B
KWW
C
ZWW
D
ZN

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van het woord in hoofdletters?

"Nederlandse filmmaker wint GROTE filmprijs"
A
ZN
B
VZ
C
LW
D
BN

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van het woord in hoofdletters?

"Nederlandse filmmaker wint grote FILMPRIJS"
A
ZN
B
VZ
C
LW
D
BN

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van het woord in hoofdletters?
"Hoyte van Hoytema HEEFT afgelopen nacht in de Verenigde Staten een Oscar gewonnen."
A
ZWW
B
KWW
C
HWW
D
ZN

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van het woord in hoofdletters?
"Hoyte van Hoytema heeft AFGELOPEN nacht in de Verenigde Staten een Oscar gewonnen."
A
ZN
B
ZWW
C
VZ
D
BN

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van het woord in hoofdletters?
"Hoyte van Hoytema heeft afgelopen nacht IN de Verenigde Staten een Oscar gewonnen."
A
ZN
B
ZWW
C
VZ
D
BN

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de woordsoort van het woord in hoofdletters?
"Hoyte van Hoytema heeft afgelopen nacht in de Verenigde Staten een Oscar GEWONNEN."
A
ZN
B
ZWW
C
KWW
D
HWW

Slide 37 - Quizvraag

EINDE VAN DE OEFENINGEN...
Ging het goed?
Waar zitten nog puntjes voor verbetering?
WG en NG? ZWW/HWW/KWW? Theorievragen? ... ... ...

Slide 38 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze