verkleinwoorden NT2

verkleinwoorden NT2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

verkleinwoorden NT2

Slide 1 - Tekstslide

De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken.

- je
-tje


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

boot
-je
bootje

Slide 4 - Tekstslide

broer

-tje

broertje

Slide 5 - Tekstslide

huis – huisje
boot – bootje
broer – broertje
trein – treintje


Slide 6 - Tekstslide

Woorden die eindigen op -ing
-etje
-nkje

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

ding – dingetje
kring – kringetje
koning – koninkje
ketting – kettinkje

Slide 9 - Tekstslide

woorden die eindigen op -m
-pje

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

raam – raampje
bloem – bloempje
kraam – kraampje
schuim – schuimpje

Slide 12 - Tekstslide

Woorden met een korte klinker, krijgen vaak een dubbele medeklinker.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

ster – sterretje
stem – stemmetje
kip – kippetje
zon – zonnetje

Slide 15 - Tekstslide

Woorden die eindigen op a, o, u, krijgen meestal een extra klinker erbij.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

paraplu


parapluutje

Slide 18 - Tekstslide

pinda- pindaatje
foto – fotootje
radio – radiootje
menu – menuutje
paraplu – parapluutje


Slide 19 - Tekstslide

vragen?

Slide 20 - Tekstslide

boek
A
boektje
B
boeketje
C
boekje

Slide 21 - Quizvraag

tafel
A
tafeltje
B
tafelje
C
tafelpje

Slide 22 - Quizvraag

kip
A
kipje
B
kippje
C
kippetje

Slide 23 - Quizvraag

pan
A
panje
B
pantje
C
pannetje

Slide 24 - Quizvraag

pinda
A
pindaas
B
pindapje
C
pindaatje

Slide 25 - Quizvraag

bloem
A
bloempje
B
bloemmetje
C
bloemje

Slide 26 - Quizvraag

broer
A
broerpje
B
broertje
C
broerje

Slide 27 - Quizvraag

ketting
A
kettingje
B
kettingkje
C
kettinkje

Slide 28 - Quizvraag

ring
A
ringje
B
ringeje
C
ringetje

Slide 29 - Quizvraag

trui
A
truije
B
truitje
C
truipje

Slide 30 - Quizvraag

riem
A
riempje
B
riemetje
C
riemje

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide