H6 Geld Les 3
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Waar ligt meer geld?
A
links.
B
rechts.
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Is dit 0,50 euro?
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
hoe schrijf ik tweeëndertig cent
A
€3,20
B
€32,00
C
€0,32
D
€0
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoeveel geld heb je nu?
+
+
+
A
10 euro
B
100 euro
C
1 euro
D
10 cent
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 8 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 11 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 12 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
de leerlingen kunnen ook de munten tekenen ipv knippen en plakken
Slide 14 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 16 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 17 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 18 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
De fietsenmaker zegt dat een servicebeurt € 24,75 kost.
hoeveel moet Cecil ongeveer betalen?
A
25
B
5
C
30
D
38
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een 5 eurobriefje kan je inwisselen voor....
A
10 euro's
B
5 cent
C
5 euro's
D
5 muntjes van 5
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Iris koopt een regenjas voor €17.50.
Ze betaalt met €20.
Hoeveel geld krijgt ze terug?
Ze betaalt met €20.
Hoeveel geld krijgt ze terug?
A
€0,50
B
€2,10
C
€2,50
D
€250
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 22 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
