Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Werkwoorden
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke drie zinnen in verschillende tijden kan je maken?
1.

2.

3.

Slide 2 - Tekstslide

- Het potlood is gevallen – bijvoeglijk naamwoord
- Het potlood viel – verleden tijd
- Het gevallen potlood – bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Wat zijn de regels van het bijvoeglijk naamwoord?
Wat zijn de regels van het zelfstandig naamwoord?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het eind van de les weten jullie het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord tien keer goed in een verhaal en op het werkblad te schrijven en kunnen jullie deze verhalen goed opbouwen, met de juiste interpunctie.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op?
- De opgeladen tablet ging mee naar school voor de rekenles.
- De vergeten gymtas lag nog steeds in de gang van het huis.
- In de klas bespraken we het nieuws over de vervuilde rivier bij ons in de buurt.
- De gescheurde poster van hun favoriete band werd vervangen door een nieuwe.

Slide 5 - Tekstslide

1. Signaleren: Ik laat een aantal verschillende zinnen zien aan de kinderen. Hierin staan alle zinnen met het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. Ik stel de vraag: 'wat valt je op aan deze zinnen? Wat hebben sommige woorden met elkaar gemeen?'. 
Bedenk zelf een aantal van dat soort zinnen en schrijf ze op

Slide 6 - Tekstslide

2. Verzamelen: Ik vraag aan de leerlingen of ze hier zelf voorbeelden voor kunnen bedenken. Ze steken hun vinger op en ik wijs iemand aan die een zin mag maken. Deze voorbeelden schrijf ik op. Dit doe ik met elke leerlingen, zodat iedereen een voorbeeld heeft bedacht en we naar de volgende stap kunnen gaan.

Slide 7 - Tekstslide

3. Ordenen: Ik orden de voorbeelden in tijdsopbouw. Misschien zijn er alleen maar zinnen met het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord en markeer deze dan dezelfde kleur. Eventueel andere zinnen geef ik een andere kleur. Ik vraag dan aan de kinderen waarom deze anders zijn dan de rest. Daarna gebruik ik alleen de zinnen die het bij-voeglijk gebruikt voltooid deelwoord bevatten. In deze zinnen onderstreep ik het bij-voeglijk gebruikt voltooid deelwoord en met een andere kleur het zelfstandig naam-woord. Ik stel de kinderen dan de vraag: 'Wat hebben deze twee verschillende gekleur-de woorden met elkaar te maken? En wat voor woordsoorten zijn het los?'. De kinderen geven hier antwoord op.
Welke algemene regel kunnen we nu opstellen?

Slide 8 - Tekstslide

4. Regel: Uit deze voorbeelden stellen we samen de regels op en geven we het de naam bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. De regels die we samen maken:
- Zo kort mogelijk schrijven
- Eén klinker en medeklinker
- Sterke werkwoorden blijven hetzelfde als het bijvoeglijk naamwoord
- Het woord zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Oefenen
De kinderen maakten een plan met de ______________ (tekenen) kaart.
We konden eindelijk op de ______________ (opladen) tablets werken.
In het park lag een ______________ (vallen) boom na de storm.
Mama vond een ______________(vergeten) banaan in mijn rugzak.
De klas keek verdrietig naar de ______________ (verwoesten) speeltoestellen.
Hij liep met een ______________ (scheuren) mouw zonder het zelf te merken.
In de keuken lag een ______________ (breken) glas op de grond.
We schrokken van de plotseling ______________ (openen) deur.


Slide 9 - Tekstslide

5. Check: de leerlingen herhalen de regels en we oefenen dit met acht zinnen. Elke leer-ling vervoegt één werkwoord correct in de zin.


Opdracht
1. Maak je werkblad.
2. Maak daarna een verhaal over het afgelopen weekend. Dit verhaal moet minstens 10 bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoorden bevatten. 
3. Schrijf de tekst, gebruik je interpunctie, hoofdletters en markeer de 10 bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoorden.
4. Lever het verhaal in de bak als je klaar bent.

Slide 10 - Tekstslide

Werkblad en verhaal met minstens tien keer het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord erin.
Werkblad nakijken

Slide 11 - Tekstslide

Bespreken werkblad