Periodiek systeem der elementen

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NWSecundair onderwijs

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Het atoomnummer is het zelfde als...
A
Aantal elektronen
B
Aantal neutronen
C
Aantal protonen
D
Aantal neutronen + protronen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het atoomnummer van Calcium?
A
19
B
20
C
39
D
40

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het massagetal?
A
aantal protonen + elektronen
B
aantal elektronen + neutronen
C
aantal protonen + neutronen
D
aantal neutronen

Slide 5 - Quizvraag


Wat stelt het getal 14 voor in
 de symbolische voorstelling van dit C-atoom?
A
het massagetal
B
de relatieve atoommassa
C
het aantal neutronen
D
het atoomnummer

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het massagetal van natrium?
A
11
B
23
C
12
D
34

Slide 7 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 23. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

De atomen in het PSE zijn gerangschikt volgens ...
A
toenemend aantal protonen
B
toenemende massa
C
toenemend aantal neutronen
D
toenemend aantal elektronen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noemt men de rijen in het PSE?
A
Kolommen
B
rijen
C
groepen
D
perioden

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noemt men de kolommen in het PSE?
A
Kolommen
B
rijen
C
groepen
D
perioden

Slide 17 - Quizvraag

Welk element staat in groep IIa, periode 4?
A
Mg
B
K
C
Ca
D
Sr

Slide 18 - Quizvraag

Welk kenmerk hebben N, O en F?
A
2 schillen
B
5 valentie- elektronen
C
6 valentie-elektronen
D
3 schillen

Slide 19 - Quizvraag

Elektronegativiteit (EN-waarde) 
  • geeft aan hoe sterk het atoom de neiging heeft om elektronen naar zich toe te trekken.
  • uitgedrukt in een getal.
Metalen: hoe lager de EN- waarde, hoe hoger het M karakter.
Niet-Metalen: hoe hoger de EN-waarde, hoe hoger het nM karakter

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Welke van deze elementen heeft het sterkste Metaalkarakter? Ca en Mg
A
Ca
B
Mg

Slide 22 - Quizvraag

Welke van deze elementen heeft het sterkste Niet Metaalkarakter? Br en B
A
B
B
Br

Slide 23 - Quizvraag

Tijd voor oefeningen!
KLASSIKAAL
Oef 2 p. 166
Oef 4 p. 168 (1 voorbeeld)
Oef 5 p. 168

Slide 24 - Tekstslide

Tijd voor oefeningen!
Individueel of per twee:
Oef 4 p. 168 afwerken
Oef 6-14 p. 170-171

Slide 25 - Tekstslide