§ 3.3 Elektriciteit gebruiken

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H3.3
Elektriciteit gebruiken!

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling par 1 en 2
Even een stukje herhalen uit paragraaf 1 en 2.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

H3.3
Elektriciteit gebruiken

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Jullie kunnen uitleggen wat vermogen is
  • Jullie kunnen het vermogen en het energieverbruik uitrekenen
  • Jullie kunnen uitleggen wat rendement is

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is elektrisch vermogen?

  • Elektrische apparaten zetten energie om in andere vormen van energie
  • De hoeveelheid energie die een apparaat per seconde omzet heet vermogen
  • Vermogen in Watt
  • Symbool = P

Slide 10 - Tekstslide

Vermogen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Formule
Vermogen = Spanning * Stroom

P = U * I

P = vermogen in Watt
U = spanning in Volt
I = stroom in Ampère

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag

Oefen met de volgende meerkeuze vragen.


Klaar? Lees 3.3 en begin aan de opdrachten

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het symbool voor vermogen?
A
V
B
I
C
P
D
U

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de eenheid van vermogen in de formule E=P*t
A
W
B
kW
C
P
D
E

Slide 16 - Quizvraag

Welke formule gebruik je om het vermogen te berekenen?
A
I = P : U
B
E = P x t
C
U = I x R
D
P = U x I

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de eenheid die hoort bij vermogen?
A
A
B
V
C
cm
D
W

Slide 18 - Quizvraag

Hoe berekenen we het vermogen
A
spanning x stroomsterkte
B
stroomsterkte : spanning
C
spanning : stroomsterkte
D
spanning x weerstand

Slide 19 - Quizvraag

Op een lampje staat: 6V en 100 mA, P = U x I
Hoe groot is het vermogen van het lampje?
A
P = 600 W
B
P = 0,6 W
C
P = 6 W
D
P = 60 W

Slide 20 - Quizvraag

Bereken het vermogen van 2 lampen van 0.1 A die aangesloten zijn op het lichtnet. Vermogen = spanning x stroomsterkte
A
P = 12 V x 2A = 24W
B
P = 230 V x 1A = 230W
C
P = 12 V x 0.2A = 2.4W
D
P = 230 V x 0.2A = 46W

Slide 21 - Quizvraag

Een stofzuiger van 1400 watt, twee lampen van 40 watt en een magnetron van 700 watt worden aangesloten op dezelfde groep.
Hoe groot is de totale vermogen in kW?
A
P = 2180 kW
B
P = 2,140 kW
C
P = 2,180 kW
D
P = 2140 kW

Slide 22 - Quizvraag

Kilowattuur-meter


Slide 23 - Tekstslide

Energiegebruik
Energiegebruik = E in kWh

kilo Watt hour (uur)


Slide 24 - Tekstslide

E berekenen
E = P x t 

E = Energiegebruik in kWh

P = Energie / Vermogen in kiloWatt

t = tijd in UREN!!!!

Slide 25 - Tekstslide

Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW

Slide 27 - Quizvraag

E is het symbool voor?
A
Energie
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 28 - Quizvraag

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 29 - Quizvraag

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is Energie?
A
Een hardrock band uit Ijsland
B
Het vermogen om Arbeid te verrichten of te leveren.
C
Dat spul uit een batterij.

Slide 31 - Quizvraag

Hoe schrijf je het op de juiste manier op?
De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.
A
U = 2 A
B
P = 2 A
C
t = 2 A
D
I = 2 A

Slide 32 - Quizvraag

Rendement
  • Hoofdfunctie van lamp is licht uitstralen -> gebruikt energie nuttig

  • Straalt ook warmte uit -> niet nuttig

  • Hoeveel procent wordt nuttig gebruikt?


Slide 33 - Tekstslide

Nu zelf aan de slag

  • Maak § 3.3 (4 t/m 25)

Slide 34 - Tekstslide