VWO 3 2024-02-09 vrij H6

Welkom
Ga rustig zitten!
Pak je pen, schrift, boek en rekenmachine erbij.

Als het stil is kunnen we beginnen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten!
Pak je pen, schrift, boek en rekenmachine erbij.

Als het stil is kunnen we beginnen

Slide 1 - Tekstslide

Programma van vandaag
  • Samenvatting vorige les
  • Bespreken antwoorden opgaven vorige les
  • Bespreken huiswerk
  • Aan de slag met "Oefenen voor de toets"

Slide 2 - Tekstslide

+ Bruto loon
-  Aftrekposten (bijvoorbeeld hypotheekrente)
= Belastbaar loon

+ Belasting uit box 1 (over belastbaar loon)
+ Belasting uit box 3 (over vermogen)
- Heffingskorting (arbeidskorting + algemene heffingskorting)
= Te betalen belasting

Bruto loon - te betalen belasting = netto inkomen

Berekenen netto-inkomen 

Slide 3 - Tekstslide

Aftrekposten en heffingskorting
- Aftrekposten: daarmee wordt het belastbaar inkomen lager.

belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten
 Heffingskorting: daarmee wordt de te betalen inkomstenbelasting lager.

te betalen belasting = totaal aan belasting - heffingskorting 

Slide 4 - Tekstslide

Aftrekposten en heffingskortingen 

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden opgaven vorige les
  1. Belasting box 1 =  € 8.529
  2. Belasting box 3 =  € 180
  3. Netto-inkomen = € 21.672
  4. Belasting box 1 € 12.206
  5. Belasting box 3 € 90
  6. Netto-inkomen € 28.560
  7. Netto-inkomen € 35.050

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk 
Opgaven 1 t/m 6

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 1a
Zijn belastbaar inkomen is 
  • € 40.000 – € 4.000 = € 36.000.

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 1b
Totaal belasting box 1:
  • In de eerste schijf betaalt hij 36,55% van € 20.142 =                     € 7.361,90. 
  • In de tweede schijf betaalt hij 40,85% over (€ 36.000 –                € 20.142) = € 6.477,99. 
  • Deze twee bedragen opgeteld leveren een belastingbedrag op van € 13.839,89.

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 1c
Te betalen belasting:
Belasting box 1            € 13.839,89.
Belasting box 3           €    420,-
Totaal                            € 14.259,89
Alg. heff.korting         €    1.523,-  (eraf)
Arbeidskorting           €    3.002,- (eraf)
Te betalen                    €  9.734,89

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 2
Haar belastbaar inkomen is 
  • € 20.564 – € 918 = € 19.646. 
In box 1 levert dit een bedrag van 
  • 36,55% × € 19.646 = € 7.180,61 op. 
Zij betaalt dus aan belasting
  • € 7.180,61 – € 2.265 – € 3.249 = € 1.666,61.

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 3 (deel 1)
Belastbaar inkomen van 
  • € 62.760 – € 11.432 = € 51.328.
Eerste schijf 
  • 36,55% over € 20.142 = € 7.361,90.
Tweede schijf 
  • 40,85% over (€ 33.994 – € 20.142) = € 5.658,54
Derde schijf 
  • 40,85% over (€ 51.328 – € 33.994) = € 7.080,94
Totaal: 
  • € 20.101,38.

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 3 (deel 2)
Het totale belastingbedrag is 
  • Box 1                             € 20.101,38 
  • Arbeidskorting          €   2.182,00 (eraf)
  • Alg. heffingskorting €     805,00 (eraf) 
  • Te betalen belasting€ 17.114,38.

Zijn bruto inkomen is € € 62.760

Zijn netto-inkomen is (afgerond op hele euro’s) 
  • € 62.760 – 17.114,38 = € 45.646.


Slide 13 - Tekstslide

Opgave 6 (deel 1)
Stap 1: het bruto-inkomen is € 34.000.
Stap 2: Het belastbaar inkomen is 
  • € 34.000 – € 4.000 = € 30.000.
Stap 3: Het belastingbedrag in de schijven (box 1):
  • 36,55% van € 20.142 = € 7.361,90
  • 40,85% van (€ 30.000 – € 20.142) = € 4.026,99
In totaal: 
  • € 7.361,90 + € 4.026,99 = € 11.388,89


Slide 14 - Tekstslide

Opgave 6 (deel 2)
Stap 4: De belasting in box 2 en 3:
in box 3 betaalt Wim 
  • 0,60% over (€ 45.000 – € 30.000) = € 90.
Stap 5: Het totaal aan belastingen: 
  • € 11.388,89 + € 90 = € 11.478,89
Stap 6: Trek de heffingskortingen af van het totaal aan belastingen:
  • € 11.478,89 – € 1.804 – € 3.217 = € 6.457,89.

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag "Oefenen voor de toets"
Wat
Je gaat de opgaven "Oefenen voor de toets" maken (blz. 207)
Hoe?
1. Probeer de opgaven eerst zelf te maken.
Tijd?
Tot 5 minuten voor het einde van de les.
Hulp?
Kijk in het boek of vraag je buurman of buurvrouw. Je praat dan zachtjes.
Opbrengst?
Je oefent met de lesstof hoofdstuk 6.
Ben je eerder klaar?
Dan ga je zelfstandig hoofdstuk 6 doorlezen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide