Klas 3 week 24 les 1

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Lesdoelen (buts)

Je leert woorden die te maken hebben met gewoontes

en dagindeling

Luisteren - Opschrijven - Leren

Geluidsniveau: STIL

Wat ga je doen?

Ga via Naslag naar

Arrêt Chapitre 7

Phrases-clés G

Frans-Nederlands

* Luister naar de uitspraak

* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 

* Oefen in blokjes van 5

* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

Lesdoelen/buts

Aan het eind van de les:

- Heb ik geleerd wat de gebiedende wijs is 

- Heb ik gewerkt aan het doen/maken/leren van de weektaak

De  gebiedende wijs / L'impératif

Eet  pizza!!

Mange de la pizza!!

De gebiedende wijs - l'impératif

Qu'est-ce qu'on va faire?

Je gaat kijken naar een instructiefilmpje over de gebiedende wijs in het Frans

Daarna ga je dit toepassen

apps.noordhoff.nl

Gebiedende wijs in het Frans:

In het Frans heb je drie vormen van de gebiedende wijs:

Je-vorm van het werkwoord in de présent: Mange la pizza, Patrick!

Vous-vorm van het werkwoord in de présent: Faites vos devoirs!

Nous-vorm van het werkwoord in de présent en dit vertalen wij met Laten we: Dansons! = laten we dansen.

Wanneer gebruik je welke vorm?

Je-vorm: 

Wanneer je iets zegt tegen één persoon die je met 'JIJ' aanspreekt.

Niels, doe de deur dicht! > Niels, ferme la porte!

FERME is de je-vorm van het werkwoord FERMER.

Mangez les pommes!
Tegen wie kun je dit zeggen?

1. Tegen iemand die je met JIJ aanspreekt.
2. Tegen een groep mensen waar je zelf ook bij hoort.
3. Tegen iemand die je met U aanspreekt.
4. Tegen een klein kind.

Let op:

De  werkwoorden op de volgende slides zijn onregelmatig in de gebiedende wijs. Voor deze werkwoorden geldt dat je andere vormen moet gebruiken dan in de uitleg die je hiervoor hebt gehad. Leer ze goed!

Hier zijn de uitzonderingen:

Het werkwoord ALLER:

Tegen één persoon: VA (i.p.v. vais)

Nicole, va à la pharmacie!

Vertaal: Meneer, ga rechtdoor.

1. Monsieur, allez tout droit.
2. Monsieur, vas tout droit.
3. Monsieur, va tout droit.
4. Monsieur, aller tout droit.

Nicolas en Antoine, ga naar huis!

1. Nicolas et Antoine, rentrons!
2. Nicolas et Antoine, rentre!
3. Nicolas et Antoine, rentrez!
4. Nicolas et Antoine, rentrer!

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.