2AB Theme 3 vocab, stones & bijwoorden van regelmaat

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent scream?
A
ijs
B
praten
C
gil
D
crème

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent reward?
A
beloning
B
prijs
C
model
D
wedstrijd

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent attack?
A
snijden
B
tak
C
aanval
D
verdedigen

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent dangerous
A
bang
B
gevaarlijk
C
eng
D
leuk

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent victim?
A
slachtoffer
B
problemen
C
vieren
D
vaak

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent brave
A
braaf
B
bollen
C
dapper
D
braken

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'druk'?
A
druck
B
better
C
busy
D
fast

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'flauw vallen'?
A
falling flauw
B
faint
C
fall
D
fail

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'podium'?
A
stage
B
theater
C
place
D
actress

Slide 10 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'fantastisch'?
A
good
B
nice
C
bad
D
amazing

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Stones
Zo vertel/vraag je hoe het met iemand gaat

-How are you? 
-I'm fine, thanks  /  I feel ill and tired
-Did she feel relaxed?
-Was he injured?

Slide 13 - Tekstslide

BIJWOORDEN
van regelmaat
nooit ---------------------- altijd

Slide 14 - Tekstslide

Bijwoorden
always, usually, often, sometimes, never

-Geven aan hoe vaak iets gebeurt
-Staat VOOR het werkwoord 

Let op!! als het werkwoord een vorm van to be is staat het ACHTER het werkwoord






Slide 15 - Tekstslide

Bijwoorden
I always go to bed late
You often buy chips
My parents usually relax after work

I am never nervous
You are always happy in summer

Slide 16 - Tekstslide

Bijwoorden van regelmaat
Bijwoorden van regelmaat geven aan hoe vaak je iets doet:

always = altijd
usually = meestal
often = vaak
sometimes = soms
never = nooit

Slide 17 - Tekstslide

Bijwoorden van regelmaat komen vóór het werkwoord

Jim never went to Italy.
We always love to talk.
I sometimes dance in my bedroom.
Vicktorya often listened to classical music.
You usually watch Netflix.

Slide 18 - Tekstslide

LET OP!
UITZONDERING
to be = zijn

Slide 19 - Tekstslide

zie je het werkwoord 'to be'
 Am/is/are/was/were

dan komt het bijwoord daarna!

Slide 20 - Tekstslide

Bijwoorden van regelmaat komen na een vorm van 'to be':
am / are / is
was / were
 

Mick is often at home.
You were usually on time.
I am sometimes at the library.
We were never drunk.

Slide 21 - Tekstslide

STAPPENPLAN
1) Staat er: am - are - is / was - were in de zin?
2) JA: bijwoord van  regelmaat Achter werkwoord
I am always late.

3) NEE: voor het bijwoord van regelmaat
I always speak the truth.

Slide 22 - Tekstslide

They .......... together.
A
always hang out
B
hang out always

Slide 23 - Quizvraag

The streetlights .......... orange.
A
usually are
B
are usually

Slide 24 - Quizvraag

.......... cloudy.
(bewolkt)
A
It is often
B
Often it is

Slide 25 - Quizvraag

She ..........
A
travels often
B
often travels

Slide 26 - Quizvraag

I .......... to the supermarket.
A
never go
B
go never

Slide 27 - Quizvraag

We .......... in the summer.
A
usually go swimming
B
go swimming usually

Slide 28 - Quizvraag

Tom .......... late
A
is never
B
never is

Slide 29 - Quizvraag

Thijs and Willem .......... football.
A
play often
B
often play

Slide 30 - Quizvraag

My cats .......... naughty.
(stout)
A
sometimes are
B
are sometimes

Slide 31 - Quizvraag

We .......... Horseshoe Bend in the USA.
A
seldom visit
B
visit seldom

Slide 32 - Quizvraag

My mother .......... a cake.
A
always bakes
B
bakes always

Slide 33 - Quizvraag

BIJWOORDEN van REGELMAAT
always
usually
regulary
often
sometimes
seldom
never

am / are / is 
was / were

Slide 34 - Tekstslide

BIJWOORDEN van REGELMAAT
always
usually
regulary
often
sometimes
seldom
never

werkwoord
talk / write / watch / sit / can / have / move / etc.

Slide 35 - Tekstslide

BIJWOORDEN van REGELMAAT
always
usually
regulary
often
sometimes
seldom
never

werkwoord
talk / write / watch / sit / can / have / move / etc.
am / are / is 
was / were

Slide 36 - Tekstslide

Ik weet wat werkwoorden zijn.
A
JA
B
NEE

Slide 37 - Quizvraag

Ik herken het werkwoord 'to be':
am - are - is / was - were.
A
JA
B
NEE

Slide 38 - Quizvraag

Ik weet wat een bijwoord van tijd is.
A
JA
B
NEE

Slide 39 - Quizvraag

Ik snap waar ik het bijwoord van tijd moet plaatsen.
A
JA
B
NEE

Slide 40 - Quizvraag