Orthopedagogiek 7.4 vervolg beperking sociale ontwikkeling

WELKOM
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

WELKOM

Slide 1 - Tekstslide

To do:
Vragen vooraf
Herhaling theorie vorige week
Nieuwe theorie:
-PTSS
-Selectief Mutisme
-Hechtingstoornis

Slide 2 - Tekstslide

vragen
VRAGEN? 

Slide 3 - Tekstslide

Onderstaande kenmerken horen bij Autisme:

*Neurobiologische oorzaak (dit ligt in de hersenen)
*Stoornis in het informatieverwerkingssysteem
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Er bestaat geen behandeling of medicijn om autisme mee te genezen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Risicofactoren voor
een angststoornis zijn:

Slide 6 - Woordweb

Noem 3 gedragsmatige kenmerken van een angststoornis

Slide 7 - Open vraag

Kenmerken angststoornis
Uit zich op verschillende manieren: 
*Lichamelijke kenmerken: trillen - hoofdpijn - buikpijn. 
*Cognitieve kenmerken: vervelende gedachten hebben - overmatig piekeren. 
*Gedragsmatige kenmerken: situaties uit de weg gaan die angst oproepen - huilen - verstijven - bevriezen - prikkelbaar zijn - opstandig gedrag vertonen - om geruststelling vragen

Slide 8 - Tekstslide

PTSS Posttraumatische stressstoornis
-> Het is een angsstoornis
-> kan ontstaan als een kind een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt.
-> kan een situatie zijn waarin het kind met de dood of ernstig letsel werd bedreigd of heeft gezien dat iemand anders om het leven is gekomen.

Slide 9 - Tekstslide

Herbeleven
-> Verkrachting of mishandeling kan leiden tot PTSS.
-> Veel kinderen met PTSS beleven het trauma telkens opnieuw in gedachten of dromen.
-> Vaak voelen ze zich tijdens het herbeleven net zo angstig als op het moment dat het gebeurde.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Kenmerken PTSS
Slecht slapen - gespannenheid - angstdromen - overdreven schrikreacties - spelletjes spelen waarin de traumatische gebeurtenis voorkomt - chaotisch - gejaagd - rusteloos gedrag

*Deze klachten moeten langer dan een maand aanhouden

Slide 12 - Tekstslide

Behandeling
-> er bestaan verschillende therapieën zoals:
- EMDR (Eye Movement Desensitization Reprocessing)
-Exposure therapie
(hierbij wordt de herinnering aan de stressvolle situatie opgeroepen door een deskundig therapeut )
-Creatieve therapie
-Cognitieve therapie

Slide 13 - Tekstslide

Selectief Mutisme
-> Angststoornis selectief mutisme
-> Zit tussen ernstige verlegenheid en een angststoornis in
-> Komt niet zo vak voor en is niet heel bekend


Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken
-> Het kind praat alleen in een voor hem bekende omgeving zoals met gezinsleden of bekenden.
-> Het kind praat dan niet in andere situaties, zoals op school
-> Deze kenmerken duren langer dan een maand, het gaat er dus niet om de eerste maand dat een kind naar school gaat en nog moet wennen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Behandeling
-> Kind overwint zijn eigen angst langzaam a.d.h.v. therapie.
-> Samen met ouders en behandelaar in contact blijven, behandelaar kan tips en handvaten geven.

Slide 17 - Tekstslide

Aanpak
-> Bij peuters is verlegenheid en eenkennigheid heel normaal.
-> Het helpt dat je steeds vertelt wat je gaat doen en waar je naar toe gaat.
-> Kinderen die wat gespannen zijn en daardoor niet praten, komen dan meer tot rust.

Slide 18 - Tekstslide

Pauze

Slide 19 - Tekstslide

Hechtingsstoornis
RHS -> Reactieve Hechting Stoornis
-> een goede hechting met de ouders of opvoeders is heel belangrijk voor het kind. Hoe beter de hechting, hoe meer een kind daarvan in zijn latere leven zal profiteren
-> Wanneer een kind stress ervaart hij/zij behoefte aan jouw nabijheid en beschikbaarheid.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
zoek op :
Welke 4 type hechtingsstoornissen zijn er ?
schrijf deze op en geef een korte uitleg.

Slide 21 - Tekstslide

4 hechtingstypen
Type A: onveilig-vermijdend gehechte kinderen: 
-> lijken nergens echt geïnteresseerd in te zijn
-> als ouder de kamer uitloopt of binnenkomt, reageren kinderen niet, zij hebben niet opgemerkt dat ouder weg is geweest.
-> het kind heeft geen vertrouwen in de beschikbaarheid van de hechtingsfiguur en probeert zoveel mogelijk contact te vermijden, zelfs als het stress ervaart

Slide 22 - Tekstslide

4 hechtingstypen
Type B: de veilig gehechte kinderen
-> kind heeft vertrouwen in de beschikbaarheid van de hechtingsfiguur in tijden van stress.
-> kan angstig reageren wanneer ouder een ruimte verlaat, wordt rustig wanneer ouder terug komt.
-> wanneer het kind niet gerustgesteld is, blijft hij contact zoeken met de hechtingsfiguur.

Slide 23 - Tekstslide

4 hechtingstypen
Type C: de onveilige-afwerend gehechte kinderen
 -> het kind is onzeker over de beschikbaarheid van de hechtingsfiguur, is boos en huilt veel
->kinderen reageren zeer heftig als de ouder of de opvoedeer de ruimte verlaat. 
-> wanneer ze alleen zijn zullen ze zelf niets ondernemen.
-> kinderen proberen met negatief gedrag dingen gedaan te krijgen, dit is in eerdere situaties aangeleerd.

Slide 24 - Tekstslide

4 hechtingstypen
Type D: de onveilig-gedesorganiseerd gehechte kinderen
-> kinderen weten niet goed hoe zij op hun ouders moeten reageren, het ene moment een angstige reactie, het andere moment gaan lachen.
-> gedraagt zich inconsequent, niet steeds eenzelfde patroon
-> kinderen of ouders hebben vaak iets traumatisch meegemaakt.
->verhoogde kans op verslaving - geweldadigheid - psychische stoornissen

Slide 25 - Tekstslide

Aanpak hechtingsstoornis
-> vriendelijk en duidelijk zijn
-> belonen, negeren en straffen werken bij grensoverschrijdend gedrag niet
-> laat gelijkwaardig gedrag zien

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide