Hoofdstuk 5

Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
A
Doutzen Kroes
B
opbrengst van het scholenproject
C
ambassadrice van Dance4Life
D
bekende artiesten treden op
1 / 36
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
A
Doutzen Kroes
B
opbrengst van het scholenproject
C
ambassadrice van Dance4Life
D
bekende artiesten treden op

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A
het slotevenement van Dance4Life
B
Ahoy in Rotterdam
C
beloning voor leerlingen voor hun inzet
D
satellietverbinding

Slide 2 - Quizvraag

2 BK 5.3 Lezen

Slide 3 - Tekstslide

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
  • De kernzin in een alinea herkennen
  • Samenvatten met kernzinnen
  • de hoofdgedachte van een tekst herkennen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

inleiding
kern
slot
Hier wordt de tekst afgerond.
Hier wordt kort het onderwerp genoemd.
Hier staat meer informatie over het onderwerp.

Slide 6 - Sleepvraag

Kernzin en toelichting

Slide 7 - Tekstslide

In welke zin vind je de belangrijkste informatie van een alinea?

Slide 8 - Woordweb

In welk deel staat de minder belangrijke informatie in een alinea?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Tekstopbouw
Inleiding
kennis maken met onderwerp
middenstuk
onderwerp wordt behandeld
per alinea een nieuw deelonderwerp
tussenkopjes = (vaak) het deelonderwerp
slot
geeft samenvatting, conclusie, mening, advies, opdracht, antwoord, oplossing

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

KERNZINNEN
- in een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak

- andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 13 - Tekstslide

KERNZINNEN
- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea

- soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord

Slide 14 - Tekstslide

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdzaken van een tekst vind je
A
in de inleiding en de kernzin
B
alleen in kernzin
C
in de inleiding, het slot en de kernzin

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn hoofdzaken?
A
de hoofdgedachte en de kernzin samen
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
de inleiding
D
de alinea's

Slide 17 - Quizvraag

Kernzinnen zijn niet belangrijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Lees de tekst

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
supermodel Doutzen Kroes
B
optredens van bekende artiesten
C
actie van Dance4Life
D
inzameling van 350 duizend euro

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin uit alinea 3 gaat niet over het deelonderwerp?
A
Supermodel Doutzen Kroes maakte de totale opbrengst van het scholenproject bekend.
B
Zij is de ambassadrice van Dance4Life in Nederland.
C
Tijdens Dance4Life traden bekende artiesten als Fedde le Grand, Don Diablo en The Partysquad belangeloos op.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste zin van alinea 2?
A
Het slotevenement van Dance4Life was afgelopen zaterdag in Ahoy, Rotterdam.
B
Als beloning voor hun inzet mochten tienduizend leerlingen naar dit evenement komen.
C
Hier dansten zij met jongeren uit 26 landen tegelijk tegen aids en hiv.
D
De jongeren werden per satelliet met elkaar verbonden.

Slide 22 - Quizvraag

GELEERD?

HOOFDZAKEN, BIJZAKEN EN KERNZINNEN


- je kunt de kernzin van een alinea vinden

- je kunt hoofd- en bijzaken in een tekst vinden

- je kunt de hoofdzaken van een tekst kort samenvatten



Slide 23 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 24 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 25 - Open vraag

Wat wordt bedoeld
met 'kernzin'?
A
De zinnen in de kern van de tekst.
B
De zin in in het midden van een alinea.
C
De belangrijkste zin van de alinea.
D
De minst belangrijke zin van de alinea.

Slide 26 - Quizvraag

woordenschat H5.5

Slide 27 - Tekstslide

aandurven
A
wil om iets te bereiken
B
durven te doen

Slide 28 - Quizvraag

aanmoedigen
A
zeggen dat iemand het goed doet en moet doorgaan
B
snel en handig iets doen

Slide 29 - Quizvraag

afpersen
A
iemand dwingen jou geld te geven door te dreigen
B
gebeurtenis die niet gaat zoals je wilt, pech

Slide 30 - Quizvraag

de ambitie
A
proberen om te zien wat mogelijk is
B
wil om iets te bereiken

Slide 31 - Quizvraag

behendig
A
voordurend, blijvend
B
snel en handig iets doen

Slide 32 - Quizvraag

beletten
A
zorgen dat iemand iets niet doet, verhinderen
B
zeker weten dat het zal lukken wat je wilt doen

Slide 33 - Quizvraag

bestemd voor
A
bedoeld voor
B
voordurend, blijvend

Slide 34 - Quizvraag

bitter
A
duidelijk maken
B
basissmaak van voedsel en boos en teleurgesteld

Slide 35 - Quizvraag

het boegbeeld
A

Slide 36 - Quizvraag