les 30 week 20

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 
  • mobiel in de wandtas
  • oortjes uit
  • je zit op je vaste plek
timer
2:00
Voordat de docent begint met de les heb je op tafel
  • werkboek + schrift + planagenda + etui
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 
  • mobiel in de wandtas
  • oortjes uit
  • je zit op je vaste plek
timer
2:00
Voordat de docent begint met de les heb je op tafel
  • werkboek + schrift + planagenda + etui

Slide 1 - Tekstslide

Wie is aanwezig?
Heb jij je werkboek en je schrift bij? Geef het aan als je ze niet op orde hebt!

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- planagenda
- nakijken
- herhalen bezittelijk voornaamwoord
- kijk- en luisteropdracht
- huiswerk maken in de les


Slide 3 - Tekstslide

Planagenda:
Duits huiswerk af: volgende les

maken
vanaf blz. 128 opdr. 1 /2 /3

toets: dinsdag 27 mei 2024
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

toets H3 
  • woorden en zinnen blz. 141 / 142
  •  Getallen t/m 100 en 1000 (blz. 112 + 133) 
  • het onbepaald lidwoord (blz. 105)
  • het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud (blz. 125)

Slide 5 - Tekstslide

nakijken:
huiswerk af volgende les: 

blz. 126 opdr. 6 en 7


timer
3:00

Slide 6 - Tekstslide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 7 - Tekstslide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan (mijn, jouw etc.)

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
es
zijn
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
sein (e)
zijn
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord krijgt een extra -e bij
A
mannelijke woorden (m)
B
vrouwelijke woorden (v)
C
onzijdige woorden (o)
D
meervoud (mv)

Slide 10 - Quizvraag

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse ...........  Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist ........... Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist ................ Fahrrad?

Slide 11 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 12 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein
B
sein
C
ihr

Slide 13 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein-
B
ihr-
C
sein-
D
unser-

Slide 14 - Quizvraag


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 15 - Quizvraag


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 16 - Quizvraag

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 17 - Quizvraag

(Zijn) .... vader heeft een hele grote auto.
A
Ihr
B
Ihre
C
Sein
D
Seine

Slide 18 - Quizvraag

Das ist (mijn)…... Buch (o).


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 19 - Quizvraag

lees de opdracht

Slide 20 - Tekstslide

getallen t/m 1000

Slide 21 - Tekstslide

schrijf de getallen op: 
458
363
102
997
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

vierhundertachtundfünfzig
dreihundertdreiundsechzig
hundertzwei
neunhundertsiebenundneunzig

Slide 23 - Tekstslide

zelfstandig werken:
timer
15:00
Maken: 
  • blz. 133 opdr. 7

Klaar?--->  
Huiswerk maken, zie planagenda


Slide 24 - Tekstslide

Tschüss

Slide 25 - Tekstslide