Oefentoets K4 Lektion 1 t/m 3

Oefentoets
K4 Lektion 1 bis 3
M3
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets
K4 Lektion 1 bis 3
M3

Slide 1 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met een -e
  • Bij du en er/sie/es verandert de -e naar een -i of -ie
  • Van -e naar -i wanneer de -e kort wordt uitgesproken
  • helfen - du hilfst
  • Van -e naar -ie wanneer de -e lang wordt uitgesproken 
  • lesen - du liest

Slide 2 - Tekstslide

Senna und ich ..., wie der Ball ins Tor geht. (sehen)

Slide 3 - Open vraag

Daniel, ... du mir bitte? (helfen)

Slide 4 - Open vraag

... ihr gern die Sprtberichte? (Lesen)

Slide 5 - Open vraag

Der Lehrer ... den Ball und schießt ihn zurück. (nehmen)

Slide 6 - Open vraag

Lina ... mir die aktuelle Sportzeitung. (geben)

Slide 7 - Open vraag

Mein Freund ... gern über Fußball. (sprechen)

Slide 8 - Open vraag

Ich ... morgen meine Freunde. (treffen)

Slide 9 - Open vraag

Trappen van vergelijking
  • Trap 1 - stellende trap
  • Basiswoord - schön
  • Trap 2 - vergrotende trap
  • Basiswoord + er - schöner
  • Trap 3 - overtreffende trap
  • am basiswoord + sten - am schönsten

Slide 10 - Tekstslide

Trappen van vergelijking woord eindigt op -d of -t

  • Trap 1 - stellende trap
  • Basiswoord - breit
  • Trap 2 - vergrotende trap
  • Basiswoord + er - breiter
  • Trap 3 - overtreffende trap
  • am basiswoord + esten - am breitesten

Slide 11 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
  • Onregelmatige vormen uit je hoofd leren
  • Zie schema bladzijde 17 in je boek

Slide 12 - Tekstslide

dik - dikker - het dikst
(dick)

Slide 13 - Open vraag

klein - kleiner - het kleinst
(klein)

Slide 14 - Open vraag

snel - sneller - het snelst
(schnell)

Slide 15 - Open vraag

langzaam - langzamer - het langzaamst
(langsam)

Slide 16 - Open vraag

breed - breder - het breedst
(breit)

Slide 17 - Open vraag

ver - verder - het verst
(weit)

Slide 18 - Open vraag

aardig - aardiger - het aardigst
(nett)

Slide 19 - Open vraag

oud - ouder - het oudst
(alt)

Slide 20 - Open vraag

jong - jonger - het jongst
(jung)

Slide 21 - Open vraag

sterk - sterker - het sterkst
(stark)

Slide 22 - Open vraag

graag - liever - het liefst
(gern)

Slide 23 - Open vraag

goed - beter - best
(gut)

Slide 24 - Open vraag

anfangen

Slide 25 - Open vraag

die Meisterschaft

Slide 26 - Open vraag

der Verein

Slide 27 - Open vraag

die Zukunft

Slide 28 - Open vraag

der Erfolg

Slide 29 - Open vraag

schicken

Slide 30 - Open vraag

der Sportplatz

Slide 31 - Open vraag

tief

Slide 32 - Open vraag

hockeyen

Slide 33 - Open vraag

aan atletiek doen

Slide 34 - Open vraag

fietsen

Slide 35 - Open vraag

zeilen

Slide 36 - Open vraag

Welke sporten doe je?

Slide 37 - Open vraag

Het liefst voetbal ik.

Slide 38 - Open vraag

Naar welke sport kijk je graag?

Slide 39 - Open vraag