9. ontkenning

Schriftelijke overhoring 
  • Je maakt het SO met pen
  • Er ligt alleen een pen (Tipp-Ex/markeerstift) op je tafel
  • Schrijf eerst je naam en achternaam op. 
  • Zet 'm op jullie kunnen het! 

Klaar? 
Controleer of je alle vragen en je naam hebt ingevuld. 
Je mag nu werken aan een ander vak. 
        >>>>(niet op je laptop)<<<<
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schriftelijke overhoring 
  • Je maakt het SO met pen
  • Er ligt alleen een pen (Tipp-Ex/markeerstift) op je tafel
  • Schrijf eerst je naam en achternaam op. 
  • Zet 'm op jullie kunnen het! 

Klaar? 
Controleer of je alle vragen en je naam hebt ingevuld. 
Je mag nu werken aan een ander vak. 
        >>>>(niet op je laptop)<<<<

Slide 1 - Tekstslide

Hoy en la clase de español
  • La evaluación (SO)
  • Países y nacionalidades 
  • De ontkenning
  • Los verbos

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel:
Ik ken de Spaanse naam van een 
aantal landen en nationaliteiten.

Slide 5 - Tekstslide

Países y nacionalidades

Slide 6 - Tekstslide

Países y nacionalidades
zie woordenlijst

Slide 7 - Tekstslide

Maak opdracht 1 uit je libro del alumno (LA) (página veinte) 

Slide 8 - Tekstslide

Su cumpleaños es el...de...
        Mi = mijn
        Su = zijn / haar
  españolas
 neérlandesa
  alemanes
Schrijf de antwoorden in je schrift.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel:
Ik kan een zin ontkennend maken.

Slide 10 - Tekstslide

De ontkenning
NO
NO
NO
NO
NO
NO
NO
NO

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Samenvatting

  • No betekent nee, niet en geen
  • Het woord no staat altijd voor het werkwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Respuestas; de ontkenning
1. Emelia no es dentista, es profesora.
2. Manuel no es de Madrid, es de Paris.
3. Luis no habla italiano y neérlandes, habla francés.
4. El cantante no se llama Julio Martínez, se llama Julián Moreno.
5. Los taxistas no son de Madrid, son de Roma.
6. Isabel no es enfermero. No trabaja en un hospital. 
Isabel es recepcionista, trabaja en una oficina.

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoel:
Ik kan het werkwoord ser vervoegen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

VUL IN:
- bailar
- caminar
- cantar
- estudiar
- hablar
- trabajar
- ser (onregelmatig!)
KIES:
PRESENTE
¡A PRACTICAR!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide