Eerste VO3

Klas VO3
Nederlands
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Klas VO3
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk verschillende tekstsoorten

Slide 2 - Woordweb

Wat zijn signaalwoorden?
Kun je voorbeelden typen?

Slide 3 - Open vraag

Wat zijn verwijswoorden?
Kun je voorbeelden typen?

Slide 4 - Open vraag

Wat is een mening?

Slide 5 - Open vraag

Wat is een argument?

Slide 6 - Open vraag


Wat is een recensie?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent formeel?

Slide 8 - Open vraag

Noem voorbeelden van
informele teksten

Slide 9 - Woordweb

Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 10 - Quizvraag

Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt

Slide 11 - Quizvraag

Ik ben in 2009 verhui.... naar Amsterdam.
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisdt

Slide 12 - Quizvraag

In de middeleeuwen (sterven) de mensen op veel jongere leeftijd.
A
storven
B
sterften
C
sterfden
D
stierven

Slide 13 - Quizvraag

Hij zat op de plek waar hij wel vaker uitrus.... na zware arbeid.
A
uitrustte
B
uitruste
C
uitrusten

Slide 14 - Quizvraag

Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt

Slide 15 - Quizvraag

Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.
A
ondervraagd
B
ondervraagt
C
ondervraagdt

Slide 16 - Quizvraag

De hondenpoep versprei... een vreselijke geur in de hal. (vt)
A
verspreide
B
verspreidde
C
verspreiden

Slide 17 - Quizvraag

Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
Word
B
Wort
C
Wordt

Slide 18 - Quizvraag

Het gebeur... de laatste tijd steeds meer.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 19 - Quizvraag

Bran.... je handen niet aan die hete pan!
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 21 - Open vraag

Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 22 - Quizvraag

Hij heeft al eerder op het circuit gerac.... in deze nieuwe auto van Porsche.
A
geracet
B
geraced
C
geract

Slide 23 - Quizvraag

De vergro.... foto's laten de oorzaak van het ongeluk duidelijk zien.
A
vergrote
B
vergrootte
C
vergrootten

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen
de stam en de ik-vorm?

Slide 25 - Open vraag

De wedstrijden ontaar.... in een schoppartij waarna deze gestaakt werden.
A
ontaarde
B
ontaardden
C
ontaarden
D
ontaardde

Slide 26 - Quizvraag

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 27 - Quizvraag

Vul het spreekwoord aan:
'Het naadje van de ..... willen weten'

Slide 28 - Open vraag

Maak het spreekwoord af:
'De ...... valt niet ver van de boom'

Slide 29 - Open vraag

Wat betekent het spreekwoord:
'Spijkers op laag water zoeken'?

Slide 30 - Open vraag

Wat is goed geschreven?
A
pyjama
B
pyama
C
pjama
D
phyama

Slide 31 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
abbonnement
B
abbonement
C
abonnement
D
abonement

Slide 32 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
portemoné
B
portemonnee
C
portemmonné
D
portemmonnee

Slide 33 - Quizvraag

Laat met een emoji weten
wat je van deze quiz vond:
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll