2.3 Massa en volume

2.3 massa en volume
Neem op tafel:
Rekenmachine + pen

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

2.3 massa en volume
Neem op tafel:
Rekenmachine + pen

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn 2 stofeigenschappen van hout
A
Geur en smaak
B
Hout is een isolator en is brandbaar
C
Hout is goedkoop en duurzaam
D
Hout drijft en is makkelijk te bewerken

Slide 2 - Quizvraag

Suiker
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 3 - Quizvraag

suiker in water geeft een
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 4 - Quizvraag

Als je aan een stof wilt ruiken dan mag dat gewoon.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Water
Cola
Koolstofdioxide
Stikstof
IJzer
Beton
Vaste stoffen
Gasvormige stoffen
Vloeibare stoffen
Vaste stoffen
Gasvormige stoffen
Vloeibare stoffen

Slide 6 - Sleepvraag

Waar staat de juiste omschrijving
A
A = filter B= filtraat C = residu
B
A = filtraat B = filter C = residu
C
A = filter B = residu C = filtraat
D
A = filtraat B = residu C = filter

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt de massa van een hoeveelheid stof bepalen.
  • Je kunt het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen.
  • Je kunt de eenheden liter (= dm3) en m3 gebruiken.
  • Je kunt het volume van een rechthoekig voorwerp en een voorwerp met een onregelmatige vorm berekenen.

Slide 8 - Tekstslide

massa
massa zegt iets over de deeltjes waar een stof uit bestaat.
Hoe zwaar iets weegt in kilogram of gram
Massa meet je met een weegschaal

Slide 9 - Tekstslide

Stoffen hebben een massa.

Slide 10 - Tekstslide

massa bepalen
Hoe dan bij een vloeistof?

Slide 11 - Tekstslide

volume
Volume zegt iets hoeveel ruimte een voorwerp inneemt (inhoud)
De eenheid van volume is liter of kubieke meter
Deze kun je berekenen (lengte x breedte x hoogte)
of bepalen met de onderdompelmethode

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

1 cm³ = 1 ml
1 dm³ = 1 L

Slide 16 - Tekstslide

De eenheid van massa kan zijn...
A
Liter
B
Centimeter
C
Gram

Slide 17 - Quizvraag

Wat heeft meer massa (in normale toestand)?
1m3verenof1m3lood
A
De veren hebben de grootste massa.
B
Het lood heeft de grootste massa.
C
Beiden hebben een even grote massa.
D
Weet ik niet.

Slide 18 - Quizvraag

Massa bepaal je met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 19 - Quizvraag

Welk symbool hoort bij massa ?
A
M
B
N
C
m
D
G

Slide 20 - Quizvraag

Welke eenheid hoort bij volume?
A
Uur
B
Liter
C
Kelvin
D
Seconde

Slide 21 - Quizvraag

Het symbool van volume is
A
V
B
L
C
v
D
dm3

Slide 22 - Quizvraag

Gaan we nu kijken naar het volume.
Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte

Slide 23 - Quizvraag

De formule voor volume is...
A
l x b x h
B
m/v
C
p x v

Slide 24 - Quizvraag

beginstand: 15 mL
eindstand: 24 mL
Volume?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Aan de slag
KGT
Wat? 
Hoe? 
Hulp? 
Klaar? 

Havo
Wat? 2.3 1 tot en met 16
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met de persoon naast je.
Hulp? Kijk in het boek, vraag aan je buur en kom daarna pas bij BRO
Klaar?
Test jezelf


Doelen:
Je kunt de massa van een hoeveelheid stof bepalen.
Je kunt het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen.
Je kunt de eenheden liter (= dm3) en m3 gebruiken.
Je kunt het volume van een rechthoekig voorwerp en een voorwerp met een onregelmatige vorm berekenen.
timer
5:00
KGT
Wat? 2.3 Opdracht 1 t/m 10
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met de persoon naast je.
Hulp? Kijk in het boek, vraag aan je buur en kom daarna pas bij BRO
Klaar?
Test jezelf

Slide 28 - Tekstslide

Zelfstandig werken. 
Aan de slag
Wat? Opdracht 1 t/m 10
Hoe? Fluisterniveau

Klaar?
1. Nakijken

Slide 29 - Tekstslide