H4.3 Schakelingen

Schakelingen

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Schakelingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Uitleg 4.3 Schakelingen
  • Nakijken huiswek 4.1 + 4.2
  • Lezen theorie 4.3
  • Maken opdrachten 4.3

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H5.1 een stroomkring maken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke onderdelen kan een stroomkring bestaan?
timer
0:30
A
schakelaar, en 2 lampen
B
snoer,lamp,spanningsbron en schakelaar
C
snoeren alleen
D
lampen alleen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor apparaten staan er afgebeeld in de slide hiervoor?
timer
0:30
A
Stroommeters
B
Voltmeters
C
Amperemeters
D
Spanningsbronnen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen spanningsbronnen?
timer
0:30
A
vervoeren energie
B
leveren elektrische energie
C
zetten elektrische energie om
D
meten de spanning

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke eenheid wordt stroomsterkte gemeten?
timer
0:30
A
Ampere
B
Kilogram
C
Milliliter
D
Volt

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk GROOTHEID is VOLT de eenheid?
timer
0:30
A
Stroomsterkte
B
Spanning
C
Massa
D
Volume

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke onderdelen bestaat een fietsdynamo?
timer
0:30
A
Magneet en spoel
B
Batterij,accu en dynamo
C
Spanningsmeter
D
Schakelaar

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Doel van de les

  1. Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  2. Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  3. Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  4. Je kunt uitleggen waarom lampen bijna altijd parallel geschakeld worden.
  5. Je kunt uitleggen wat er gebeurt als een parallelschakeling zich vertakt.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  5.3 Schakelingen

Snoeren, lampen, spanningsbronnen en schakelaars kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden worden. 
Anders gezegd aan elkaar SCHAKELEN!

Om een schakeling het beste uit te leggen doen we dat met een tekening: SCHAKELSCHEMA

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symbolen voor schakelschema's


Deze moet je uit je hoofd leren.


Bestudeer nu 1 minuut deze plaatjes.
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Schakelschema's

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een serieschakeling is er geen vertakking! Er is maar 1 stroomkring. De stroom gaat door alle onderdelen van de schakeling. Als een lampje in de serieschakeling kapot is ,is de stroomkring verbroken.

De stroomsterkte in een serieschakeling is OVERAL EVEN GROOT!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parallellschakeling

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een parallellschakeling heeft elke lamp een eigen vertakking. 
Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring.
Elk lampje kun je dus apart AAN-en UIT doen!

Als een lampje doorbrandt blijven de andere gewoon werken!


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling:
  • Er is maar één weg: één stroomkring
  • Spanning wordt verdeeld
  • Stroomsterkte overal even groot;
  • Één lamp kapot→ alle lampjes uit

Parallelschakeling:
  • Er zijn meerdere wegen: meerdere stroomkringen
  • Spanning hetzelfde in vertakking
  • Stroom splitst bij een vertakking
  • Één lampje kapot→ rest werkt nog

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draad
Batterij
Lamp(je)
Schakelaar
Motor(tje)
Stopcontact

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet een schakelschema met een batterij, twee lampjes en een schakelaar.

Brandt lampje 1?
A
Ja
B
Nee
C
Misschien
D
Geen idee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over serieschakelingen is waar?
A
In een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot
B
In een serieschakeling is het belangrijk waar je de stroomsterkte meet
C
In een serieschakeling kun je de stroomsterkte maar op één plaats goed meten
D
In een serieschakeling kan nooit een stroom lopen.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benno schakelt drie identieke lampjes in serie. Hij sluit de lampjes daarna aan op een batterij van 9 V.

Beredeneer hoe groot de spanning is die elk lampje dan krijgt.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de drie schakelingen is serieschakelingen?
A
a
B
b
C
c
D
Geen van de drie

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je zeggen over de spanning in een parallelschakeling?
A
Spanning wordt verdeeld
B
Spanning is bij elke vertakking gelijk
C
Er is geen spanning bij een parallelschakeling
D
Geen idee

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je zeggen over de Stroomsterkte in een parallelschakeling?
A
Stroomsterkte wordt verdeeld
B
Stroomsterkte is overal gelijk
C
Er is geen stroomsterkte bij een parallelschakeling
D
Geen idee

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak
Lees 4.3
Maak opdrachten 4.3

Klaar?
Nakijken 4.1 + 4.2

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken
24 .
a. Een schakeling zonder vertakkingen heet een serieschakeling. Een schakeling met vertakkingen heet een parallelschakeling.
b. Een tekening van een schakeling, waarin elk onderdeel met een speciaal symbool is weergegeven, noem je een schakelschema.
c. Alle stopcontacten en lampen in huis zijn parallel geschakeld.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

25.
timer
0:30
a. een lampje
b. een batterij
c. een spanningsmeter
d. een dichte schakelaar

Slide 30 - Sleepvraag

a. Lamp.
Bespreken
26.
a. 



b. Serieschakeling

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hebben we de lesdoelen behaald?
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  • Je kunt uitleggen waarom lampen bijna altijd parallel geschakeld worden.
  • Je kunt uitleggen wat er gebeurt als een parallelschakeling zich vertakt.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maken vraag 27 t/m 30
Blz. 140 en 141

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  • Je kunt uitleggen waarom lampen bijna altijd parallel geschakeld worden.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies