§4.1 Van alles verzekerd?

§4.1 Van alles verzekerd?
Bekijk eerst het hele filmpje en beantwoord daarna de vragen.
Je mag de antwoorden ook opzoeken in je boek.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

§4.1 Van alles verzekerd?
Bekijk eerst het hele filmpje en beantwoord daarna de vragen.
Je mag de antwoorden ook opzoeken in je boek.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Als je niet weet of het gaat gebeuren is het een …..
A
zeker voorval
B
onzeker voorval
C
eigen risico voorval
D
surprise voorval

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een onzeker voorval?
A
inbraak
B
ongeluk
C
zelf vernielen
D
blikseminslag

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we een verzekeringsovereenkomst?
A
Een polis.
B
De premie.
C
Het eigen risico.
D
Een onzeker voorval.

Slide 5 - Quizvraag

Je gooit je telefoon die je verzekerd hebt op de grond. Er is hier sprake van een onzeker voorval.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

A) Bij een hoog eigen risico is de premie lager
B) Een onzeker voorval kun je niet verzekeren
C) Een verzekeraar noem je ook wel
verzekeringsmaatschappij
A
A en B zijn juist
B
B en C zijn juist
C
A en C zijn juist
D
A, B en C zijn juist

Slide 7 - Quizvraag

Een verzekering afsluiten, dat betekent...
A
je stopt met de verzekering
B
je neemt een verzekering
C
je sluit de verzekering
D
dat je het moeilijk vindt om een verzekering te kiezen.

Slide 8 - Quizvraag

AVP staat voor:
A
Aansprakelijkheidsverzekering particulieren
B
Aanspraakpunt voor problemen
C
Allriskverzekering voor particulieren
D
Aansprakelijkheidsverzekering personen

Slide 9 - Quizvraag

AVP staat voor Aansprakelijkheids Verzekering voor Personen
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Een AVP vergoedt de schade als deze ... is veroorzaakt
A
per ongeluk
B
met opzet

Slide 11 - Quizvraag

Sandra (16 jaar) zet haar fiets neer bij een winkel maar hij valt om tegen een geparkeerde auto. Er zit een dikke kras op de auto. Wie betaalt de schade?
A
De AVP van Sandra's ouders
B
Sandra zelf
C
De AVP van eigenaar van de auto
D
De AVP van de winkelier

Slide 12 - Quizvraag

Zelfde situatie als de vorige vraag. Sandra's fiets blijkt ook beschadigd. Wie draait voor die kosten op?
A
De AVP van de auto-eigenaar
B
De auto-eigenaar
C
De AVP van Sandra's ouders
D
Sandra en haar ouders

Slide 13 - Quizvraag

De verzekeringskosten bestaan uit:
A
premie + poliskosten
B
premie + eigen risico + assurantiebelasting
C
premie + poliskosten + eigen risico
D
premie + poliskosten + assurantiebelasting

Slide 14 - Quizvraag

De assurantiebelasting wordt berekend over
A
de premie
B
de poliskosten
C
premie + poliskosten
D
premie + poliskosten + eigen risico

Slide 15 - Quizvraag

Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen.
Je betaalt dan:

A
meer premie
B
minder premie
C
evenveel premie

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer je een deel van de schade zelf betaalt heet dat ...
A
Verplicht risico
B
Eigen keuze
C
Eigen risico
D
Risico premie

Slide 17 - Quizvraag

Wie betaalt het eigen risico?
A
de verzekeraar
B
de verzekerde

Slide 18 - Quizvraag

Bij een laag eigen risico betaal je meer premie dan bij een hoog eigen risico.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent eigen risico?
A
Eigen risico om geld mis te lopen
B
Deel van de zorgkosten zelf betalen
C
Risico om teveel te betalen
D
Dat het je eigen schuld is

Slide 20 - Quizvraag

Welke verzekeringen zijn door de overheid verplicht gesteld?
VERPLICHT
NIET VERPLICHT
Annuleringsverzekering
Reisverzekering
Zorgverzekering
Fietsverzekering
WA-verzekering motorijtuigen
Uitvaartverzekering
Telefoonverzekering

Slide 21 - Sleepvraag

Goed gedaan!
Nu ga je verder met het maken van de vragen in je boek.

Maken vraag 1 tm 13 op blz. 102 tm 105

Slide 22 - Tekstslide