Woorden 2.5

Lesdoelen:
1. Je kan leenwoorden uit andere talen gebruiken

2. Je leert twintig (nieuwe) woorden gebruiken
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen:
1. Je kan leenwoorden uit andere talen gebruiken

2. Je leert twintig (nieuwe) woorden gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
1. Het journaal kijken + bespreken

2. Terugblik

3. Bespreken: 
Toets + cijfers

4. Fictie

5. Afronding Woorden/grammatica/spelling + Lesafsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de betekenis van:
Analyseren?
A
minder of kleiner worden
B
iets onderzoeken door het in stukjes te verdelen
C
de nadruk leggen op iets
D
aantonen dat iets juist is

Slide 3 - Quizvraag

Noteer de betekenis van: iets tot op de bodem uitzoeken

Slide 4 - Open vraag

Wat is een synoniem van: anoniem?
A
vastleggen
B
onbekend, zonder naam

Slide 5 - Quizvraag

Geef de betekenis van: registreren

Slide 6 - Open vraag

Wat wordt er bedoelt met:
de autoriteit?
A
tot gevolgen hebben
B
de feiten die bekend zijn, de informatie
C
iemand die veel weet van een bepaald onderwerp en daarom invloed heeft
D
iets grondig uitzoeken

Slide 7 - Quizvraag

Geef de betekenis van:
de onderbouwing
A
de redenen die je aanvoert om iets te bewijzen
B
elk detail willen kennen
C
vastleggen
D
de uitspraak die niet bewezen is

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de betekenis van:
de bewering
A
De uitspraak die niet bewezen is
B
Aantonen dat iets juist is
C
Tot gevolg hebben
D
Het verslag van een onderzoek

Slide 9 - Quizvraag

Ui welke taal komt het woord: autoriteit?
A
Frans
B
Latijn
C
Engels
D
Duits

Slide 10 - Quizvraag

Uit welke taal komt het woord:
Mountainbike
A
Frans
B
Duits
C
Latijn
D
Engels

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is géén leenwoord?
A
café
B
visite
C
graag
D
bureau

Slide 12 - Quizvraag

Welk van de volgende woorden is een leenwoord?
A
mannequin
B
model
C
huis
D
zwart

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is een leenwoord?
A
prullenbak
B
centrum
C
taal
D
dragen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een leenwoord?
A
knop
B
tissue
C
piano
D
raam

Slide 15 - Quizvraag

Voor 'stoep' gebruiken we ook het leenwoord
A
autobahn
B
trottoir
C
bodyguard
D
synoniem

Slide 16 - Quizvraag

Leenwoorden komen altijd uit het Engels.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Welk leenwoord is goed geschreven?
A
klauwn
B
klown
C
clown
D
clauwn

Slide 18 - Quizvraag