2hv Grammatica Woordsoorten - H1

2 h: pers. vnw, bez. vnw en 2v: wed.vnw en wedig.vnw
H1 pers. vnw en bez. vnw
H2 hww en kww
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

2 h: pers. vnw, bez. vnw en 2v: wed.vnw en wedig.vnw
H1 pers. vnw en bez. vnw
H2 hww en kww

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
havo
Je kan persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.
vwo
Je kan wederkerende en wederkerige voornaamwoorden herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Hoofdstuk 1
havo

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
Duidt iets of iemand aan. Zorgt voor variatie in woorden.


ik
hen
jij
hem
we
zij
wij
ons
je
Het konijn is vandaag doodgegaan, ook al leek het zo gezond.
Twijfel je of het een pers.vnw is? Vervang het door een naam! Kan dat? pers.vnw!
Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag.
(Mauro) heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 
mij
hij
jullie
het
u
ze

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
Staat altijd vóór het woord waar het bij hoort (vaak een ZN)!


hun
zijn
jouw
mijn
jullie
haar
uw
onze
je
Heb je tijdens onze vakantie mijn cadeau aan haar vriend gegeven?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Dat is toch jouw schrift?
B
Dat is toch jou schrift?
C
Dat is toch joun schrift?

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Dat potlood is toch van uw?
B
Dat potlood is toch van u?

Slide 10 - Quizvraag


Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar(1) haar(2).

haar(1) is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 11 - Quizvraag

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 12 - Quizvraag

Benoem het persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord in de volgende zin:
'Ga je ook naar haar feestje?'

Slide 13 - Open vraag

Opdrachten

H1: opdr. 1 t/m 4 (p. 30-31)


Slide 14 - Tekstslide

wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Hoofdstuk 1
atheneum

Slide 15 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord (wedig. vnw.)
 De woorden elkaar, elkander en mekaar zijn de enige wederkerige voornaamwoorden in onze taal. Deze woorden laten zien dat twee personen een wederzijdse relatie hebben of handeling verrichten.


Voorbeelden van het wederkerige voornaamwoord in een zin zijn:
- Zij vinden elkaar hartstikke leuk.
- Zij zijn aan elkander gewaagd.
- Wij moeten met mekaar samenwerken.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Het woord zich is altijd wederkerend voornaamwoord, maar me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn. De woorden je en ons kunnen daarnaast ook nog bezittelijk voornaamwoord zijn.  

Slide 18 - Tekstslide

Zo stel je de woordsoort vast:
Vervang het woord me, je of ons door hij, zijn of zich. Als je het woord kunt vervangen 
door hij of hem, dan is het een persoonlijk voornaamwoord.
door zijn, dan is het een bezittelijk voornaamwoord,
door zich, dan is het een wederkerend voornaamwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Sandra verslikt zich in die snoepjes van jou.

Benoem het wederkerend voornaamwoord.
A
zich
B
jou

Slide 20 - Quizvraag

Wij bemoeien ons niet met zijn zaken.

Benoem het wederkerend voornaamwoord.
A
Wij
B
zijn
C
ons

Slide 21 - Quizvraag

Moet je je nog wassen vandaag?

Benoem het wederkerend voornaamwoord.
A
eerste 'je'
B
tweede 'je'

Slide 22 - Quizvraag

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een wederkerend voornaamwoord?
A
Die broer van jou
B
Ik schaam me
C
Ik lees ze niet
D
Hij heeft geleerd

Slide 23 - Quizvraag

Zij geven elkaar een cadeau.

'elkaar' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 24 - Quizvraag

Opdrachten

H1: opdr. 1, 2 en 4 (p. 30-31)


Slide 25 - Tekstslide