1. In 1789 kwamen de vertegenwoordigers van de drie standen bijeen bij de koning in [..........1..........].
2. Na een ruzie met de [..........2..........] en [..........3..........] stand hielden de burgers van de [..........4..........] stand een aparte vergadering die ze de Nationale Vergadering noemden.
3. De Nationale Vergadering wilde een [..........5..........] en wilde de [..........6..........] van de koning inperken.
4. De Nationale Vergadering schafte de [..........7..........] van de eerste en tweede stand af.