M32 Duits 27. Januar 2021 1e Stunde

Gutenmorgen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gutenmorgen

Slide 1 - Tekstslide

Habt ihr noch gute Netflix-Tipps?

Slide 2 - Woordweb

Heute     Mittwoch 27. Januar 2021
Zungenbrecher

Manche Mutter macht mehr Müsli
als muntere Mädchen morgens mögen.


Slide 3 - Tekstslide

Programm
1 Hausaufgaben kontrollieren 
2 Wiederholung Schreibfertigkeit
3 Wiederholung Grammatik:
* Ontleden
* Trappen van vergelijking
4 Basisaufgaben Kapitel 17 bearbeiten

Donderdag 11 februari 2021 SE Kapitel 16 & 17
* Zusammenfassung (It's Learning)
 

Slide 4 - Tekstslide

Hausaufgaben
Kapitel 17 --> Aufgabe 14.2

Fragen zusammen übersetzen






Slide 5 - Tekstslide

Hausaufgaben
Kapitel 17 --> Aufgabe 14.2
1. B
2. A
3. D
4. B
5. Nee, zum ersten Mal 
6. D





Slide 6 - Tekstslide

Grammatik: ontleden
1e naamval --> onderwerp
Wie of wat + gezegde?

4e naamval --> lijdend voorwerp
Wie of wat + gezegde + onderwerp?

Der Mann kauft einen Hund. 

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik: ontleden
Bezittelijke voornaamwoorden:
mijn: mein
jouw: dein
zijn: sein
haar: ihr
ons, onze: unser
jullie: euer
hun: ihr
uw: Ihr

Slide 8 - Tekstslide

Hoe beginnen wij als wij een e-mail schrijven in het Duits?

Slide 9 - Woordweb

Welke aanhef kiezen we als wij een e-mail naar een man sturen?
A
Lieber
B
Liebe

Slide 10 - Quizvraag

Welke aanhef kiezen we als wij een e-mail naar een vrouw sturen?
A
Lieber
B
Liebe

Slide 11 - Quizvraag

Hoe sluiten wij af als wij een e-mail schrijven in het Duits?

Slide 12 - Woordweb

Het onderwerp krijgt in het Duits altijd de ____ naamval:
A
1e naamval
B
4e naamval

Slide 13 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp krijgt in het Duits altijd de ___ naamval:
A
1e naamval
B
4e naamval

Slide 14 - Quizvraag

Welke naamval krijgt het zinsdeel tussen haakjes? (Das Kind) kauft einen Bonbon.
A
1e naamval
B
4e naamval

Slide 15 - Quizvraag

Welke naamval krijgt het zinsdeel tussen haakjes?
(Die Schuhe) hat der Mann gekauft.
A
1e naamval
B
4e naamval

Slide 16 - Quizvraag

Welke naamval krijgt het zinsdeel tussen haakjes?
Der Junge hat (einen Stadtplan) gekauft.
A
1e naamval
B
4e naamval

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste vormen van de trappen van vergelijking:
A
lieb - lieber - liebst
B
lieb - lieber - am liebsen
C
lieb - lieber - am liebsten
D
lieb - lieber - am liebste

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste vormen van de trappen van vergelijking:
A
kalt - kälter - am kältesten
B
kalt - kalter - am kaltesten
C
kalt - kälter - am kälteste
D
kalt - kälter - am kaltesten

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vormen van de trappen van vergelijking:
A
viel - vieler - am meisten
B
viel - mehr - am meisten
C
viel - mehr - am meiste
D
viel - mehr - am meist

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste vormen van de trappen van vergelijking:
A
groß - großer - am großten
B
groß - größer - am größten
C
groß - größer - am größsten
D
groß - größer - am größte

Slide 21 - Quizvraag

Basisaufgaben Kapitel 17
Aufgaben 16.1, 17.1, 17.2, 17.3 bearbeiten

Freitag 29. Januar vor 16.00 Uhr einreichen --> It's Learning

Slide 22 - Tekstslide