Les 5 P1 MTH

Welkom!

MTH Les 5 Periode 1
H5: Onderzoeken

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!

MTH Les 5 Periode 1
H5: Onderzoeken

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
-> Uitleg H5 5.5
-> Opdracht 
-> Nabespreking
-> Next week! :) 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

5.5 Bloeddruk meten 
-> Doel: Het bepalen van de bloeddruk voor: keuringen, zwangerschapscontroles, bepalen van  cardiovasculair risicoprofiel (om de kans op hart- en vaatziekten te bepalen) en ter controle van een behandeling van een te hoge bloeddruk
-> Bloeddruk is niet constant maar gaat met de samentrekkingen van het hart op en neer
-> Als het hart zich net samengetrokken heeft, is de bloeddruk het hoogst
-> We spreken dan van de bovendruk (systolische druk)

Slide 4 - Tekstslide

5.5. Bloeddruk meten 
-> Als het hart weer helemaal ontspannen is, meten we de laagste bloeddruk 
-> We spreken dan van de onderdruk (diastolische druk)
-> Behalve hierdoor, varieert de bloeddruk ook met de mate van activiteit en spanning
-> Bij lichamelijke inspanning zal de bloeddruk toenemen, maar ook bij stress kan dat het geval zijn
-> Om de bloeddruk goed te kunnen beoordelen, moet deze daarom in rust en in een rustige omgeving bepaald worden

Slide 5 - Tekstslide

5.5.2 Informatie patiënt
-> Controleer of de patiënt zich de laatste vijf minuten niet lichamelijk heeft ingespannen
-> Voor de meting van de bloeddruk moet de patiënt de elleboog ontbloten
-> Let erop dat de mouw de bovenarm niet afknelt
-> Vertel de patiënt dat de bloeddruk minimaal tweemaal gemeten zal worden
-> Leg uit dat er tijdens het meten – als je de dopjes van de stethoscoop in de oren hebt – niet mag worden gesproken
-> Vertel voorafgaand aan het onderzoek wanneer en van wie de patiënt de uitslag krijg

Slide 6 - Tekstslide

Stethoscoop

Slide 7 - Tekstslide

Manchet en pomp bloeddrukmeter

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

5.5.3 Uitvoering
-> Tijdens het bepalen van de bloeddruk wordt er met de stethoscoop geluisterd naar de vaattonen in de slagader van de onderarm
-> Als bij het oppompen van de manchet de druk in de manchet hoger wordt dan de druk in de slagader, zal de slagader worden dichtgedrukt
-> Doordat er dan helemaal geen bloed meer door deze slagader stroomt, hoor je op dat moment ook geen vaattonen meer

Slide 10 - Tekstslide

5.5.3 Uitvoering
-> Bij het laten leeglopen van de manchet zal iedere keer dat de druk in de slagader iets hoger is dan de druk in de manchet, een klein beetje bloed door de vernauwde slagader geperst worden
-> In de slagader ontstaan hierdoor wervelingen, die kunnen worden waargenomen als geruis (vaattonen of Korotkoff-tonen genoemd)

Slide 11 - Tekstslide

5.5.3 Uitvoering
-> Vergelijk maar met een tuinslang die meer geluid maakt als hij aan het einde bijna helemaal wordt dichtgedrukt
-> Als de druk in de manchet lager wordt dan de onderdruk, zal de slagader de hele tijd weer helemaal open zijn
-> Daarmee zullen ook de wervelingen 
en dus de vaattonen verdwijnen

Slide 12 - Tekstslide

5.5.3 Uitvoering
-> In principe wordt de bloeddruk zittend gemeten
-> Als de patiënt tijdens de meting ligt of staat, moet dit bij de uitslag apart genoteerd worden
-> Het kruisen van de benen op kniehoogte laat de bloeddruk iets stijgen en moet daarom ook worden vermeden tijdens de meting
-> Zorg voor een bij de patiënt passend manchet
-> Vaak staat aan de binnenkant van een manchet voor welke armomtrekken de manchet gebruikt kan worden

Slide 13 - Tekstslide

5.5.3 Uitvoering
-> Controleer de bloeddrukmeter (begin bij nulstand, manchet leeg, slangen niet gedraaid) en de werking van de stethoscoop (bij stethoscopen met zowel een kelk- als membraankant, moet de membraankant open staan)
-> Breng de manchet circa 2,5 cm boven de elleboogholte aan, met de slangen aan de zijkant van de elleboog
-> Zorg ervoor dat de manchet tijdens de meting op gelijke hoogte met het borstbeen is

Slide 14 - Tekstslide

5.5.3 Uitvoering
->  Er zijn twee methodes om de manchet op te pompen
->  Bij de eerste methode voel je de pols en pomp je de manchet in één keer op tot circa 30 mm Hg boven de waarde waarbij je geen polsslagen meer voelt
-> Bij de tweede methode pomp je de manchet in een keer op tot 200 mm Hg
-> Het voordeel van de eerste methode is dat je gelijk kunt controleren of de hartslag regelmatig is, het voordeel van de tweede methode is dat deze sneller is 

Slide 15 - Tekstslide

5.5.3 Uitvoering
->  Plaats na het oppompen van de manchet de stethoscoop in de elleboogholte, ter hoogte van de armslagader, en druk deze (niet te stevig) aan
-> Laat de manchet met een snelheid van 2 mm Hg per seconde langzaam leeglopen door het ventiel open te zetten
-> Kijk tijdens het leeglopen op de afleesschaal
-> Bij de eerste vaattoon lees je de waarde van de bovendruk af
-> Laat de manchet verder leeglopen

Slide 16 - Tekstslide

5.5.3 Uitvoering
-> De waarde bij het horen van de laatste vaattoon is de onderdruk
-> Laat de manchet helemaal leeglopen en verwijder deze van de arm

Slide 17 - Tekstslide

5.5.3 Uitvoering
-> Voor het vaststellen van de waarde van de bloeddruk wordt per consult altijd tweemaal (bij patiënten met boezemfibrilleren driemaal) gemeten aan dezelfde arm, met een tussenpoos van minimaal vijftien seconden
-> De uiteindelijke bloeddrukwaarde is het gemiddelde van de metingen
-> Rond zo nodig naar boven af
-> Over het algemeen is er weinig verschil tussen kort op elkaar volgende metingen

Slide 18 - Tekstslide

5.5.3 Uitvoering
-> Maak na afloop de oordopjes en de membraan van de stethoscoop schoon met alcohol 70 %
-> Noteer de uitslag en deel de patiënt de uitslag mee of vertel wanneer en van wie de patiënt de uitslag krijgt

Slide 19 - Tekstslide

5.5.4 Wat betekent de uitslag?
-> De waarde van de bloeddruk wordt uitgedrukt in mm Hg (millimeters kwikdruk)
-> Bij afspraak vinden we de bloeddruk te hoog bij een systolische druk van 140 mm Hg of hoger en/of een diastolische druk van 90 mm Hg of hoger
-> De arts moet in ieder geval direct geraadpleegd worden als de bovendruk hoger is dan 180 mm Hg of als de onderdruk hoger is dan 120 mm Hg (of > 110 mm Hg gepaard gaand met klachten)

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 
-> Pak je protocollenboek erbij!
-> Lees blz.  11

Slide 21 - Tekstslide

Nabespreking 
-> Waar liepen jullie tegenaan?
-> Wat zouden jullie de volgende keer anders willen?
-> Zijn er vragen?

Slide 22 - Tekstslide

Next Week! :) 
-> H5 Basisonderzoeken
-> 5.5 Bloeddruk meten + Pols tellen 


Slide 23 - Tekstslide