Zinnen maken oefenen

Zinnen maken
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Zinnen maken

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een zin? 

Slide 2 - Tekstslide

Waar zie je een zin?
A
Appel
B
Meneer
C
Een
D
Meneer eet een appel

Slide 3 - Quizvraag

Waar zie je een zin?
A
Warm
B
buiten
C
het
D
Het is warm buiten

Slide 4 - Quizvraag

Waar zie je een zin?
A
Weekend
B
Ik ga weekend vieren
C
vieren
D
ik

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een zin?
Een goede zin in het Nederlands heeft meestal drie dingen:

Het onderwerp
Het werkwoord
Een object

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een zin?
Een goede zin in het Nederlands heeft meestal drie dingen:

Onderwerp – Wie doet iets?
→ Ik, Jij, De jongen, Mijn moeder of meneer Terlouw

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een zin?
Een goede zin in het Nederlands heeft meestal drie dingen:

Werkwoord – Wat gebeurt er?
→ eet, drinkt, maakt, leest

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een zin?
Een goede zin in het Nederlands heeft meestal drie dingen:

Object (of rest van de zin) – Wat of wie krijgt de actie?
→ een appel, soep, een boek, koffie

Slide 9 - Tekstslide

Samen oefenen
1. Pak je schrift
2. Trek een kaartje
3. Maak de zin

Slide 10 - Tekstslide

Welke zin heb jij gemaakt?

Slide 11 - Tekstslide