maw havo 4 6 december

Lesdoel
Je kunt zelf een conceptueel model maken bij een bron
Je kunt een hypothese opstellen bij een conceptueel model

Je kunt uitleggen wat operationaliseren is.
Je kunt uitleggen wat indicatoren zijn.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Je kunt zelf een conceptueel model maken bij een bron
Je kunt een hypothese opstellen bij een conceptueel model

Je kunt uitleggen wat operationaliseren is.
Je kunt uitleggen wat indicatoren zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conceptueel model
Een schema met hokjes en pijltjes waarin de invloed van variabelen op elkaar wordt weergegeven

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CONCEPTUEEL MODEL
Belangrijk bij een conceptueel model:
  • De pijl gaat altijd van links naar rechts
  • De variabelen bevatten geen waarderingen
  • Als er meerdere variabelen aan de linkerkant staan, dan hebben die allemaal een aparte pijl naar rechts toe

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Leg het conceptueel model uit

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een goede hypothese?
A
Hebben jongens een hoger IQ?
B
Hebben jongens een hoger IQ dan meisjes?
C
Hebben meisjes een hoger of lager IQ dan jongens?
D
Meisjes hebben een hoger IQ dan jongens.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stel een hypothese op bij het conceptueel model

Slide 6 - Open vraag

Bijvoorbeeld: Hoe meer kilometer en leerling moet afleggen van huis naar school, hoe minder energie een leerling heeft.

Maar ook goed is: hoe meer kilometers... hoe meer energie...

Het gaat er niet om of de hypothese waar is maar of deze toetsbaar is. En als je je fysiek inzet kan dat trouwens ook een positief effect hebben op een positieve inzet tijdens het leren. 
Hypothese
Een toetsbare idee over de werkelijkheid. Dit is in de vorm van een stelling en hoeft niet altijd waar te zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HYPOTHESE
Een hypothese bevat tenminste:
  • De variabelen die je onderzoekt
  • De groep die je bestudeert
  • De verwachte uitkomst (hoeft niet waar te zijn)

Belangrijk: Richting kiezen in hypothese (meer/groter/kleiner)
Dus niet: A heeft een invloed op B

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AANNEMEN OF VERWERPEN
Aannemen
  • Hypothese is aangenomen (A --> B)

Verwerpen
  • Hypothese is niet aangenomen (geen verband A en B)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Operationaliseren
Het meetbaar maken van variabelen.

Liefde is niet meetbaar. Dit moet worden geoperationaliseerd in bijvoorbeeld het aantal keer knuffelen of kussen. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meetbaar/Hoeft niet geoperationaliseerd te worden
Niet meetbaar/Moet nog geoperationaliseerd worden
Aantal kinderen in een gezin
Mate waarin mensen gelukkig zijn
Gezondheid
Cijfer voor een toets
Geslacht

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Indicatoren
Deze zijn nodig om te operationaliseren. Een indicator zet je op het spoor van een variabele.

Zo is bijvoorbeeld opleidingsniveau te onderzoeken door te vragen naar iemands 'hoogst afgeronde opleiding' (de indicator).

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Je kunt zelf een conceptueel model maken bij een bron
Je kunt een hypothese opstellen bij een conceptueel model

Je kunt uitleggen wat operationaliseren is.
Je kunt uitleggen wat indicatoren zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk nakijken

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Opdracht 10
Tekstverkenners van 5.3
Opdracht 11

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies