LEZEN H6 verbanden + signaalwoorden + illustraties bij teksten

juni 2021

LEZEN H6
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

juni 2021

LEZEN H6

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling

signaalwoorden en verbanden tussen zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Ik kleed me heel mooi aan.
Ik ga naar een feest.

Maak hier 1 zin van. Gebruik een signaalwoord!

Slide 3 - Open vraag

voorbeelden
  1. Ik kleed me heel mooi aan, want ik ga naar een feest.
  2. Ik kleed me heel mooi aan, voordat ik naar een feest ga.
  3. Ik kleed me heel mooi aan, als ik naar een feest ga.
  4. Wanneer ik naar een feest ga, kleed ik me heel mooi aan.
  5. Voordat ik naar een feest ga, kleed ik me heel mooi aan.
  6. Ik ga naar een feest, dus ik kleed me heel mooi aan.
  7. Ik ga naar een feest en ik kleed me heel mooi aan.

Slide 4 - Tekstslide

verband + signaalwoord     
  • tegenstelling                 maar, echter
  • oorzaak/gevolg            doordat, daardoor
  • tijd                                      eerst, daarna
  • reden                              daarom, omdat
  • toelichting (voorbeeld)  zo, zoals,                   

Slide 5 - Tekstslide

verbanden + signaalwoorden
                                                                                                     verband
Hij is niet groot, maar klein.                                           tegenstellend
Het regent, daardoor wordt hij nat.                            oorzaak-gevolg
Als je goed plant,  heb je je huiswerk op tijd af.    voorwaarde
Eerst maakt hij sommen, daarna leert hij.               tijd 
Hij eet groente en rijst en een toetje.                         opsomming

Slide 6 - Tekstslide

typ een signaalwoord

Slide 7 - Woordweb

Het regende, daardoor werd mijn haar nat.

Wat is het signaalwoord?
A
regende
B
daardoor
C
haar
D
nat

Slide 8 - Quizvraag

Het regende, daardoor werd mijn haar nat.

Bij welk verband hoor het signaalwoord daardoor?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijd
D
oorzaak-gevolg

Slide 9 - Quizvraag

Voordat zij naar buiten ging, trok zij eerst een warme jas aan.

Wat zijn de signaalwoorden?
A
voordat, buiten
B
buiten, aan
C
buiten, eerst
D
voordat, eerst

Slide 10 - Quizvraag

Lezen H6
klassikaal   startopdracht

video-uitleg

opdracht 1

maak alle opdrachten

Slide 11 - Tekstslide