Trede 2 week 46 les 1

Wilkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wilkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Tekstslide

Der Lehrplan
  • Logo Deutschland
  • Präsentationen

Slide 2 - Tekstslide

Indeling
Dinsdag 10 november: Donovan, Jade, Lucas
Musti, Ruweyda, Mohamed
Yamen, Aymen, Joey
Mick, Dennis, Suus
Aaron, Abdulkader, Resaan

Woensdag 11 november: Nina, Amber, Evi, Zoë
Suzanne, Ryvana, Rechella
Hugo, Davi, Finn

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

timer
1:00
die
der
das
Mann
Frau
Kind
Junge
Schule
Mädchen

Haus
Lehrer

Lehrerin

Slide 5 - Sleepvraag

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 6 - Sleepvraag

Hoe schrijf je dertien in het Duits
A
vierzehn
B
dreißig
C
dreiundzehn
D
dreizehn

Slide 7 - Quizvraag

wo
wie
was
woher
wann
waar
waar vandaan
wanneer
hoe
wat

Slide 8 - Sleepvraag

...... (de) Schwester meiner Mutter heißt Noor.
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

Ich ...... (tanzen) gern mit dir.
A
tanze
B
tanzse
C
tanzst
D
tanzt

Slide 10 - Quizvraag

Was findet .... (hij) wichtig?
A
du
B
er
C
sie
D
es

Slide 11 - Quizvraag

in der stadt hamburg fließt einen fluß.
Welke woorden moeten met hoofdletter ?
A
In, Stadt, Hamburg, Fluß
B
In, Hamburg, Fluß
C
In, Stadt, Hamburg
D
In, Stadt, Hamburg, Einen

Slide 12 - Quizvraag

Das ist meine Schwester. Sie ...... (heißen) Iris.
A
heiße
B
heißt
C
heißst
D
heißen

Slide 13 - Quizvraag

sie hat schöne kleidung von primark gekauft.

Welke woorden krijgen een hoofdletter?
A
Kleidung
B
Sie, Kleidung
C
De zin klopt gewoon.
D
Sie, Kleidung, Primark

Slide 14 - Quizvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 15 - Sleepvraag

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 16 - Sleepvraag