hoofdstuk 5

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het delend lidwoord
hoofdstuk 5, onderdeel D

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOELEN
 

- ik ken de regels voor het maken van het delend lidwoord
- ik kan het delend lidwoord toepassen als ik praat over eten en drinken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het delend lidwoord
Nu leer je het delend lidwoord:
Du (mannelijk)
De la (vrouwelijk)
De l' (klinker, stomme h)
Des (meervoud)
Deze gebruik je als we in het Nederlands niets zeggen..! >

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Explication: Delend lidwoord (1)
Delend lidwoord: Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt. (Ik drink_koffie/zij eet_sla/ik wil graag_frietjes etc.)




mnl
du
je bois du café
vrl
de la
elle mange de la salade
mv
des
Je voudrais des frites
klinker/h
de l'
J'ai de l'argent

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.
Je mange ... croissants.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas ... chips.
On a peu ... argent
du
d'
de
des
de l'

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète......pain
A
des
B
de la
C
du
D
de

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef het juiste delend lidwoord.
'Elle prend ..... lait.'
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois ...... eau.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... frites.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je prends ...... jus d'orange.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu veux ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je prends ..... vin (le)
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je prends ..... poisson.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
de l'
C
du
D
des

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ga naar de planning week 11
Deze week: 
onderdeel D = delend lidwoord

onderdeel E = kijk-luister (opdrachten staan klaar in de online methode bij planning) koptelefoon nodig!
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

venir = komen

Slide 19 - Tekstslide

Het beste moet nog komen.
Dat is vandaag het werkwoord venir
Onregelmatig werkwoord

Le verbe venir

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Venir - Présent 
Nederlands
Frans
Ik kom
Je viens
Jij komt
Tu viens
Hij / Zij / Men komt
Il / Elle / On vient
Wij komen
Nous venons
Jullie komen / U komt
Vous venez
Zij komen
Ils / Elles viennent

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

venir
komen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz: Venir

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VENIR  KOMEN
ILS/ELLES
VOUS
NOUS
TU
JE
VIENNENT
VENEZ
IL
ELLE
VENONS
VIENS
VIENT
VIENS

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Venir

Ik kom
A
je vens
B
je viens
C
je suis venu

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

venir : vous ....
A
venez
B
venisez
C
venirez

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

venir: ils ........
A
venient
B
viennent
C
venirent

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nous........(venir)
A
viens
B
venez
C
viennent
D
venons

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elles ........(venir)
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venez

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

je........(venir)
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venez

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tu.....(venir)
A
vient
B
viens
C
viennent
D
venons

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies