Ostu 3.4 - PVTT + VD (klas 2)

Welkom bij Nederlands!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Ostu
Werkwoordspelling
PV en VD



Doel: je wet het verschil tussen pv en vd

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
De zin heeft een vorm van hebben, zijn of worden bij zich
B
Maak de zin vragend of verander van tijd, getal
C

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm?
A
ik = stam iemand anders = stam +T
B
op gevoel
C
langer maken om de laatste letter te weten

Slide 4 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv :
De zeeman verover.... het schip.
A
veroverdt
B
veroverd
C
verovert

Slide 5 - Quizvraag

Persoonsvorm TT

*De pv verandert van tijd.

*De pv past zich aan het onderwerp aan. (enkelvoud + meervoud)

* Maak een vraagzin. De PV komt vooraan te staan         

ik                                    stam            Ik koop  een Bigmac.       

hij / zij / het                 stam+T        Hij koopt  een Bigmac.  

wij / jullie                      hele ww      Wij kopen een Bigmac.

'je' achter het WW     stam            Koop je een Bigmac?

    

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je het voltooid deelwoord?
A
De zin heeft een vorm van hebben in zich
B
De zin heeft een vorm van zijn in zich
C
De zin heeft een vorm van worden in zich
D
Elk eerder antwoord is goed

Slide 7 - Quizvraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
A
ik = stam iemand anders = stam +T
B
op gevoel
C
langer maken om de laatste letter te weten

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft het land verover....
A
verovert
B
veroverd
C
veroverdt

Slide 9 - Quizvraag

Voltooid deelwoord (VD)

*In de zin staat een vorm van hebben / zijn / worden. Het andere werkwoord is dan het VD.

ik                                  Ik heb een Bigmac gekocht.   

                                     Ik ben bij de Mc Donalds geweest.

hij / zij / het                Hij heeft  een Bigmac gekocht

                                      Hij wordt bij de Mc Donalds herkend.

wij / jullie                    Wij hebben een Bigmac gekocht.

                                      Zij zijn bij de Mc Donalds geweest.

    

Slide 10 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (VD) schrijven

Om de laatste letter van het voltooid deelwoord te weten, maak je het woord langer of gebruik je 'T Kofschip.

Ik ben verhuis - verhuisde, dus een D.

Hij heeft het gekocht - gekochte, dus een T.

Wij hebben dat hem verteld - vertelde, dus met een D.

Slide 11 - Tekstslide

pv of vd?
Hij heeft het verhaal vertel.... (vertellen)
A
pv
B
vd

Slide 12 - Quizvraag

hoe schrijf je het voltooid deelwoord? Hebben wij hem dat al vertel.....?
A
verteld
B
vertelt
C
verteldt

Slide 13 - Quizvraag

PV of Voltooid deelwoord :
Is het ongeluk daar gebeur......?
A
pv
B
vd

Slide 14 - Quizvraag

hoe schrijf je het voltooid deelwoord? Is het ongeluk daar gebeur......?
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd

Slide 15 - Quizvraag

Pv of voltooid deelwoord? Peter heeft mooie avonturen beleef...?
A
pv
B
voltooid dw

Slide 16 - Quizvraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord : Peter heeft mooie avonturen beleef...?
A
beleefd
B
beleeft
C
beleefdt

Slide 17 - Quizvraag

PV of voltooid deelwoord ? Wordt hij tegenwoordig nog vertrouw....?
A
voltooid deelwoord
B
persoonsvorm

Slide 18 - Quizvraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord : Wordt hij tegenwoordig wel vertrouw....?
A
vertrouwdt
B
vertrouwt
C
vertrouwd

Slide 19 - Quizvraag

pv of voltooid deelwoord
De verkoper vertrouw..... de klant niet.
A
pv
B
volt deelwoord

Slide 20 - Quizvraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm : De verkoper vertrouw..... de klant niet.
A
vertrouwdt
B
vertrouwt
C
vertrouwd

Slide 21 - Quizvraag

pv of volt dw?
Zijn zij al herstel... van de wedstrijd?
A
voltooid deelwoord
B
pv

Slide 22 - Quizvraag

Hoe schrijf je het volt dw?
Zijn zij al herstel.......van de wedstrijd?
A
hersteldt
B
hersteld
C
herstelt

Slide 23 - Quizvraag

Dus....Hoe schrijf je altijd een persoonsvorm bij de hij/zij/het....?
A
Maak het woord langer om de laatste letter te weten
B
Ik doe het op gevoel
C
Ik kijk wat er goed staat
D
stam+T

Slide 24 - Quizvraag

Dus....Hoe schrijf je altijd een voltooid deelwoord?
A
Maak het woord langer om de laatste letter te weten
B
Ik doe het op gevoel
C
Ik kijk wat er goed staat
D
stam+T

Slide 25 - Quizvraag

Als het goed is herken je nu een pv en een voltooid deelwoord en kun je deze ook goed opschrijven.

Slide 26 - Tekstslide