AL contactdag ITO

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
- Woordenschat
- Lesbrief 1
- Conceptkaart
- Woordenschriftje
- Eindopdracht

Slide 2 - Tekstslide

Iedere docent een taaldocent
- Taalbewust
- Belang van taal

Koppeling naar ITO:
Taal moet geïntegreerd zijn in heel veel (al het?) onderwijs.

Slide 3 - Tekstslide

Zelf ervaren 1
Ga naar lesbrief 1, lees de tekst:
Have you heard of the vocabulary gap?

Slide 4 - Tekstslide

Zelf ervaren 1 
Beantwoord de vragen over tekst in het Nederlands:
1. Waarom is het belangrijk dat kinderen al op zeer jonge leeftijd veel woorden horen en leren?
2. Welke definitie van woordkennis wordt er gegeven in de tekst?
3. Waarom is volgens de tekst woordenschat zo belangrijk?

timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Zelf ervaren 2

Pak een papier en een potlood/pen
Volg de instructie!

Slide 6 - Tekstslide

Zelf ervaren...
Dit gebeurt leerlingen dus dagelijks.

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel procent van de woorden moet je kennen van een tekst, om die tekst te kunnen begrijpen?
A
74%
B
82%
C
87%
D
93%

Slide 8 - Quizvraag

93%

Slide 9 - Tekstslide

Welk nieuw inzicht deed je op?

Slide 10 - Woordweb

Wat hoop je te leren bij deze onderwijseenheid?

Slide 11 - Open vraag

Woordenschrift: Eigen woordenschat
Elke dag minimaal 20 minuten lezen (fictie, krant, tijdschrift):
- De woorden waarvan je de betekenis niet (precies) kent, schrijf je op
- Je schrijft de zin waarin het woord voorkomt, op
- Jouw kennis van het woord op grond van de context
- De betekenis uit het woordenboek
- Een synoniem, antoniem of afbeelding van het woord

Slide 12 - Tekstslide

Eindopdracht
Je schrijft een verantwoording van de leeruitkomsten die bij deze onderwijseenheid horen.
Inhoudelijke voorwaarden:
  • We willen je visie weten op integratief taalonderwijs. Dus: wat is volgens jou het belang van woordenschat (voor het schoolvak Nederlands of in het algemeen) en taalgericht vakonderwijs, welke didactiek spreekt je daarbij aan en hoe denk je dit onderdeel in de toekomst aan te gaan pakken? Wat kan jij betekenen voor leerlingen die taalzwak zijn (of laaggeletterd)?
  • Wat heeft deze onderwijseenheid je persoonlijk opgeleverd, ten aanzien van je eigen kennis? Ga daarbij in op je woordenschriftje.

Slide 13 - Tekstslide

Eindopdracht (2)
Vormelijke voorwaarden:
• Het gaat om een coherente geschreven tekst van 500 woorden, dus je mag niet één-voor-één bovenstaande vragen beantwoorden
• Je verwijst naar minstens 3 bronnen in je tekst
• Je mag zelf kiezen welke tekstsoort je gebruikt: een column, een vlog (van 5 à 10 minuten) of een ‘gewoon’ leerverslag.
• Een extra aanwijzing voor een vlog: verwijs ook hierbij naar de bronnen in een bibliografie of in de link van het filmpje.
• Het product moet volledig zijn. Zie daarvoor ook de rubric.


Slide 14 - Tekstslide