Verwijswoorden

Verwijswoorden
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Presentie
  2. Verwijswoorden
  3. Opdracht

Slide 2 - Tekstslide

Presentie
Noem een verkleinwoord
Zelfstandig naamwoord + tje, je, pje, kje, enz.

Slide 3 - Tekstslide

verkleinwoorden

Slide 4 - Woordweb

Verwijswoorden

Slide 5 - Tekstslide

verwijswoorden

Slide 6 - Woordweb

hem - het - hij - zij
Iris was nog maar een klein meisje toen ... haar eigen land verliet en naar Nederland kwam.

Slide 7 - Open vraag

hem - het - hij - zij
De hond van de buren is heel lief en vrolijk, ze kunnen ... dus makkelijk alleen laten met hun kinderen.

Slide 8 - Open vraag

hem - het - hij - zij
Kinderen klimmen graag in bomen; ... vinden het leuk om de wereld van bovenaf te bekijken.

Slide 9 - Open vraag

hem - het - hij - zij
Maarten heeft een briljante oplossing bedacht. ... is echt heel slim.

Slide 10 - Open vraag

hem - het - hij - zij
Het patroon op de neus van een kat is zo uniek, dat ... gelijkstaat aan een vingerafdruk.

Slide 11 - Open vraag

hem - het - hij - zij
Paul heeft maar één droom: ... wil wereldkampioen surfen worden.

Slide 12 - Open vraag

Let op!
Waarmee, waarvoor, waarop, waartegen, waarnaast
Gebruik je bij dieren of dingen

Met wie, voor wie, op wie, tegen wie, naast wie
Gebruik je bij mensen

Slide 13 - Tekstslide

Is dat het meisje ... jij gisteren je mobiel uitleende?
A
aan wie
B
waaraan

Slide 14 - Quizvraag

... hebben vorige week een excursie naar het Rijksmuseum.
A
Hun
B
Zij

Slide 15 - Quizvraag

Die docent […] ik je vertelde, heeft vier katten, een hond en een parkiet.
A
over wie
B
waarover
C
waarom
D
om wie

Slide 16 - Quizvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 17 - Sleepvraag

Dat is mijn oom ... mijn vader graag klaverjast.
A
waarmee
B
met wie

Slide 18 - Quizvraag

Hier zijn je sportschoenen. Wil je [ ] even opruimen?
A
hen
B
hun
C
hij
D
ze

Slide 19 - Quizvraag

De vriendin ... ik naar de stad zou gaan, heeft net afgebeld.
A
met wie
B
waarmee

Slide 20 - Quizvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 21 - Sleepvraag

Saartje is de pup van Dirk ... hij veel werk heeft.
A
waaraan
B
aan wat

Slide 22 - Quizvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 23 - Sleepvraag

Daar hangt de poster van ... boek.
... heeft een prijs gewonnen.
A
dat en hij
B
dat en het
C
die en hij
D
die en het

Slide 24 - Quizvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 25 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vind    ________ erg leuk vindt.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 26 - Sleepvraag

Weet iemand waar Dirk Jan is? Ik kan [] nergens vinden.
A
hij
B
hem
C
haar
D
hen

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide