spelling pv tt vt

Spelling van de pv
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling van de pv

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kan je:
- vertellen hoe je de stam van een werkwoord vindt
-kan je de verschillende werkwoordsvormen goed toepassen
- kan je vertellen wanneer een werkwoord geen -t erbij krijgt
-kan je het gebruik van "t kofschip" toepassen


Slide 3 - Tekstslide

pv in de tt
stam van het werkwoord= - en
fietsen= fiets (stam)
ik fiets (ik vorm)
jij (stam+ t) fietst      
(fiets jij?) (jij loopt- loop jij?) ALLEEN bij je/jij!
hij, zij, het,u (stam+t) fietst
wij, zij fietsen (hele werkwoord)

Slide 4 - Tekstslide

let op
verbazen -> stam is verbaz -> ik verbaas
doven -> stam is dov -> ik doof (het vuur)

Slide 5 - Tekstslide

pv in de vt
Eindigt de stam op een:  t  k o f s ch i p -> +te(n) 
zo niet dan + de(n)
merken-> merk->  vt= merkte
koppen -> kopp -> vt= kopte
branden -> brand -> vt= brandde
landen -> land -> vt = landde

Slide 6 - Tekstslide

let op!
verbazen-> stam= verbaz- 
-z niet in '"t kofschip" dus -> +d
 ik verbaasde(n)

doven-> stam = dov-
-v niet in "t kofschip" dus -> hij doofde(n)

Slide 7 - Tekstslide

werkwoorden
sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om te veranderen.
zwem- zwom (andere klank en vorm)
vind- vond
zwakke werkwoorden zijn te zwak om te veranderen
blaf- blafte (zelfde klank en vorm)
gok- gokte


Slide 8 - Tekstslide

opdracht

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De stam van branden is...
A
brandt
B
brant
C
brand
D
brandd

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de vt (ik vorm) van kiezen?
A
kieste
B
koos
C
kiesde
D
kiezte

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer krijgt "jij" geen -t?

Slide 15 - Open vraag

Wat is de stam van "leven?"

Slide 16 - Open vraag

Op welke letters eindigt de stam van het ww om
+ te(n) te krijgen in de vt?

Slide 17 - Open vraag