Formuleren 4-havo

Formuleren 4-havo
Fouten met verwijswoorden
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren 4-havo
Fouten met verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Lesdoelen 
- Herhaling vorige les
- Uitleg foutieve verwijswoorden (dat/wat, over wie/waarover)
- Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kan/weet ik:
- Verwijswoorden gebruiken die passen bij het antecedent
- De regels voor het gebruik van de juiste verwijswoorden
- Onjuiste en onduidelijke verwijzingen herkennen en verbeteren

Slide 3 - Tekstslide

Herhalingsopdracht
Lees de theorie over de volgende soorten verwijswoorden op blz. 111 en 112:
- Hij, zij (ze) of het & zijn of haar
- Die of dat, deze of dit
- Hen/hun

Als je klaar bent, krijg je vragen over deze theorie
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

De-woorden zijn
timer
0:15
A
Mannelijk
B
Onzijdig
C
Vrouwelijk
D
Mannelijk of vrouwelijk

Slide 5 - Quizvraag

Naar het-woorden verwijs je met
timer
0:15
A
Deze en dat
B
Dit en dat
C
Deze en die
D
Die en dat

Slide 6 - Quizvraag

Omdat het pand vorig jaar zo prachtig verbouwd is, wil ik ... heel graag kopen van u.
timer
0:30
A
Hem
B
Haar
C
Het
D
Deze

Slide 7 - Quizvraag

Als u wilt dat ik deze brief naar al onze klanten stuur, zult u ... wel eerst moeten ondertekenen.
timer
0:30
A
Hem
B
Haar
C
Het
D
Dit

Slide 8 - Quizvraag

In dat huis zouden we nog wel willen wonen, maar ... hier vinden we afzichtelijk.
timer
0:30
A
Deze
B
Die
C
Dit
D
Dat

Slide 9 - Quizvraag

Als de onderzoekscommissie belastende uitspraken doet, kan alleen de rechter ... het zwijgen opleggen.
timer
0:30
A
Hem
B
Haar
C
Het
D
Die

Slide 10 - Quizvraag

Na de omwenteling kon de Libische bevolking eindelijk middels verkiezingen ... stem laten horen.
timer
0:30
A
Zijn
B
Haar

Slide 11 - Quizvraag

Zo'n groot bedrijf zal voor ... werknemers toch wel een goede afvloeiingsregeling hebben; of heeft ... nooit over dat soort voorzieningen nagedacht?
timer
0:30
A
Haar, het
B
Zijn, het
C
Haar, hij
D
Zijn, hij

Slide 12 - Quizvraag

Heeft de arts ... niet verteld dat ... in de tropen veel risico lopen op besmettelijke ziekten?
timer
0:30
A
Hen, ze
B
Hun, ze
C
Hen, hun
D
Hun, hun

Slide 13 - Quizvraag

Misschien moet je maar aan ... vragen of ... je na het feest naar het station kunnen brengen.
timer
0:30
A
Hen, zij
B
Hun, zij
C
Hen, hun
D
Hun, hun

Slide 14 - Quizvraag

Hoewel de docent ... drie keer gewaarschuwd had, gingen ... toch door met praten.
timer
0:30
A
Hen, ze
B
Hun, ze
C
Hen, hun
D
Hun, hun

Slide 15 - Quizvraag

Dat of wat?
Het verwijswoord dat gebruik je alleen als je verwijst naar een het-woord:
Het spel dat ik speel is erg moeilijk.
Zie je het huis dat daar staat?

Slide 16 - Tekstslide

Wat
Het verwijswoord wat gebruik je op meerdere manieren
1. Als je verwijst naar een onbepaald voornaamwoord
2. Als je verwijst naar een overtreffende trap
3. Als je verwijst naar een hele zin

Slide 17 - Tekstslide

1. Als je verwijst naar een onbepaald voornaamwoord
Onbepaalde voornaamwoorden zijn woorden als: alles, iets, niets, het enige

Alles wat ik doe, gaat fout. 
Het enige wat ik zie, is mist.
Er is niets wat me tegen kan houden.

Slide 18 - Tekstslide

2. Als je verwijst naar een overtreffende trap

Die show is het mooiste wat ik ooit gezien heb.
Het lekkerste wat ik ooit gegeten heb, is sushi. 
Is dat het gekste wat je ooit gedaan hebt?

Slide 19 - Tekstslide

3. Als je verwijst naar een hele zin

We gingen met z'n allen op vakantie naar Frankrijk, wat ik erg leuk vond. 

De Zuidelijke Europese landen hebben hun betalingsbalans niet op orde, wat tot veel onrust leidt op de financiële markten.

Slide 20 - Tekstslide

Het geld ... hij geleend had, was al snel opgemaakt.
timer
0:30
A
Dat
B
Wat

Slide 21 - Quizvraag

Ik ga die wedstrijd winnen, al is dat het laatste ... ik doe!
A
Dat
B
Wat

Slide 22 - Quizvraag

Wie of waar?
Bij personen: voorzetsel + wie
Bij zaken: waar + voorzetsel

Slide 23 - Tekstslide

Wie of waar?
Personen:

De bakker, over wie veel geruchten rondgaan, heeft dit jaar weinig brood verkocht. 

Slide 24 - Tekstslide

Wie of waar?
Zaken

De printer waarover zoveel geklaagd wordt, is nu echt kapot. 

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag

- Lees de uitleg over 'onduidelijk verwijzen' op blz. 213
- Maak opdracht 7 t/m 9
- Huiswerk voor morgen
Hoe?

- Zelfstandig, bij vragen: overleg met je buurman/buurvrouw of vraag mij om hulp
- Je mag muziek luisteren, maar zet dan een playlist aan en leg je telefoon op de hoek van de tafel

Slide 26 - Tekstslide

Als het goed is, weet/kun je nu...
- Verwijswoorden gebruiken die passen bij het antecedent
- De regels voor het gebruik van de juiste verwijswoorden
- Onjuiste en onduidelijke verwijzingen herkennen en verbeteren

Slide 27 - Tekstslide

Het leukste ... ik vandaag geleerd heb, is juist verwijzen in een zin :)
A
Dat
B
Wat

Slide 28 - Quizvraag