H4.3 Naar een ander soort samenleving

H4 'Mens en machine'


cursus 4.3 'naar een ander soort samenleving'



Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)

Periode: Moderne Tijd

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4 'Mens en machine'


cursus 4.3 'naar een ander soort samenleving'



Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)

Periode: Moderne Tijd

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  • Lesdoelen vorige les
  • Lesdoelen deze les
  • Instructie / zelfstandig werken
  • Aan de slag
  • Lesdoelen evalueren


Slide 2 - Tekstslide

Herhaling lesdoelen 4.2

Slide 3 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij dit plaatje?
A
Stoommachine
B
Werkgevers
C
Huisnijverheid
D
Afzetmarkten

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent huisnijverheid?
A
Het thuis maken van goederen door boeren of ambachtslieden
B
Het thuis maken van goederen door machines
C
Het maken van goederen door machines in fabrieken
D
Het maken van goederen door mensen in fabrieken

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent industriële revolutie?
A
Grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gingen werken
B
Grote verandering waarbij veel mensen op het platteland gingen werken

Slide 6 - Quizvraag

Welke uitvinding werd als laatste gedaan?
A
Spierkracht
B
Waterkracht
C
Stoomkracht
D
Windkracht

Slide 7 - Quizvraag

Noem 3 gevolgen van de uitvinding van de stoommachine.

Slide 8 - Open vraag

Waar haalden mensen voor de stoommachine energie vandaan? Geef 3 voorbeelden.

Slide 9 - Open vraag

Lesdoelen 4.3
  •  Je kunt het begrip industriele samenleving uitleggen.


  • Je kunt het begrip urbanisatie of verstedelijking uitleggen.


  • Je kunt aan de hand van 2 voorbeelden uitleggen hoe het leven van de fabrieksarbeiders was.

 

  • Je kunt uitleggen waarom er veel kinderarbeid voor kwam in de fabrieken.

Slide 10 - Tekstslide

Naar een andere soort samenleving
Landbouwstedelijke samenleving (3000 v.c-1800)

De meeste mensen
wonen en werken
op het platteland,
een deel woont in
steden.

Slide 11 - Tekstslide

Naar een ander soort samenleving
Industriele samenleving (1800-1900)

Meer dan de helft
van alle mensen
wonen in steden.
Industrie in belang-
rijk

Slide 12 - Tekstslide

Bekijk de afbeeldingen.
noem 3 veranderingen
die je ziet.

Slide 13 - Open vraag

Zelfstandig / Instructie volgen

Zelfstandig werken:

Je leest eerst alle leerstoffen door (ong. 10-15min).
Je maakt eerst de begrippen en betekenissen van de cursus.
Je maakt alle opdrachten van de cursus, ook de blauwe.
Tijdens de instructie ben je stil!
Je kunt aan het einde van de les de lesdoelen beantwoorden

Instructie volgen:

Je doet mee met de uitleg.
Je maakt aantekeningen als dat nodig is.
Je hoeft niet alle opdrachten te maken.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Noem 2 voorbeelden van de slechte omstandigheden waar de arbeiders mee te maken hadden.

Slide 16 - Open vraag

Urbanisatie of verstedelijking
= groei van steden. In de 19e eeuw groeien steden hard, omdat er steeds meer mensen naar de steden verhuizen voor werk.

Slide 17 - Tekstslide

De mensen trokken in de 19e eeuw naar de steden omdat...
A
Nieuwe landbouwmachines zorgde voor grote werkloosheid op het platteland.
B
Er viel veel geld te verdienen in de steden.
C
De fabrieken hadden veel werknemers nodig.
D
De mensen vluchtten van het zware werk op het platteland.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noemen we de grote verhuizing van mensen van het platteland naar de stad?
A
Steden groei
B
agglomeratie
C
urbanisatie
D
verstedelijking

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een industriële samenleving?
A
Er komen steeds meer steden bij.
B
Er zijn meer fabrieken dan mensen.
C
De meeste mensen leven in de stad.
D
De meeste mensen werken in fabrieken

Slide 20 - Quizvraag

Welke samenlevingsvorm was er eerst nog voor de industriële samenleving?
A
Informatiesamenleving
B
landbouwsamenleving
C
landbouwstedelijke samenleving
D
samenleving van jagers-verzamelaars.

Slide 21 - Quizvraag

Kolonialisme

16e - 19e eeuw
Er wordt met Aziatische en Afrikaanse gebieden gehandeld  voor grondstoffen.
De gebieden werden overgenomen om er aan geld aan te verdienen. 

Imperialisme

vanaf 19e eeuw
Het  uitbreiden van eigen gebied in Azië en Afrika door Europese landen. Waardoor de grondstoffen in het bezit van het rijk komt.  Economische redenen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Nieuwe afzetmarkt
  1. Koloniën leveren grondstoffen ->
  2. Dit wordt meegenomen naar huis en verwerkt tot een product ->
  3. De producten worden verkocht aan de koloniën.

Slide 25 - Tekstslide

van kolonialisme


naar imperialisme

Slide 26 - Tekstslide

Redenen voor Imperialisme
  1. Winstgevend, nieuwe afzetmarkt en goedkopere grondstoffen.
  2. Status
  3. Makkelijker aan grondstof komen
  4. Het overbrengen van de westerse cultuur op de Aziatische en Afrikaanse beschavingen en uitbreiden van eigen gebied(rijk)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Waarom bestond kinderarbeid?

Slide 29 - Woordweb

Slide 30 - Video

Waarom worden er vooral kinderen aan het werk gezet in fabrieken?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Video

Slide 33 - Tekstslide

Wat is een vakbond?
A
Werkgevers organisatie
B
Organisatie die opkomt voor werkgevers
C
Werknemers organisatie die opkomt voor werknemers

Slide 34 - Quizvraag

Aan de slag
Maken:
  • Cursus 4.3 blz. 20 t/m 25 opdr. 3, 4, 5, 9, 10,
  • Begrippen en betekenissen


Klaar:

  • Alle blauwe opdr.
  • Verdieping blz. 34, 35
  • Topografie blz. 36, 37

Slide 35 - Tekstslide

Evaluatie Lesdoelen 4.3
  • Je kunt het begrip industriele samenleving uitleggen.


  • Je kunt het begrip urbanisatie of verstedelijking uitleggen.


  • Je kunt aan de hand van 2 voorbeelden uitleggen hoe het leven van de fabrieksarbeiders was.


  • Je kunt uitleggen waarom er veel kinderarbeid voor kwam in de fabrieken.

Slide 36 - Tekstslide