Blok 6 | week 3 | les 1
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Noem eens 5 woorden van het
uw-rijtje
Woord van het uw-rijtje. Ik hoor de /uu/, maar ik schrijf de u.
uw-rijtje
Woord van het uw-rijtje. Ik hoor de /uu/, maar ik schrijf de u.
Slide 3 - Open vraag
Categorie 11: verkleinwoord met -etje
[categorie + regel] Ik hoor twee keer de
/u/, maar ik schrijf de e.
Noem er eens 5.
[categorie + regel] Ik hoor twee keer de
/u/, maar ik schrijf de e.
Noem er eens 5.
Slide 4 - Open vraag
De meisjes hebben gewonnen.
In welke tijd staat deze zin?
In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 5 - Quizvraag
De wedstrijd was ontzettend spannend.
In welke tijd staat deze zin?
In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 6 - Quizvraag
De meisjes winnen vaak van de jongens.
In welke tijd staat deze zin?
In welke tijd staat deze zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Opa en oma Kluiver hebben keurig voorrang gegeven.
Noem de persoonsvorm.
Noem de persoonsvorm.
Slide 10 - Open vraag
Opa en oma Kluiver hebben keurig voorrang gegeven.
Noem het onderwerp.
Noem het onderwerp.
Slide 11 - Open vraag
Opa en oma Kluiver hebben keurig voorrang gegeven.
Noem het hulpwerkwoord.
Noem het hulpwerkwoord.
Slide 12 - Open vraag
Opa en oma Kluiver hebben keurig voorrang gegeven.
Noem het voltooid deelwoord.
Noem het voltooid deelwoord.
