In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Thema 6
Voortplanting bij planten en dieren
Basisstof 1 t/m 3
Slide 1 - Tekstslide
Insectenbloem
Windbloem
geen
kroonbladeren
nectar
meeldraden
in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel
kleverig
Slide 2 - Sleepvraag
Schuif de woorden naar de juiste plaats.
Helmknop
Zaadbeginsel
Stijl
Kelkblad
Stamper
Stuifmeel
Meeldraad
Slide 3 - Sleepvraag
Uit de bevruchte eicel ontstaat een ....................
Uit het zaadbeginsel ontstaat een ....................
Uit het vruchtbeginsel ontstaat een ....................
vrucht
kiem
zaad
Slide 4 - Sleepvraag
Kroonbladeren
Kelkbladeren
Meeldraad
Stamper
Slide 5 - Sleepvraag
Stijl
Stempel
Stamper
Vruchtbeginsel
Slide 6 - Sleepvraag
Deel A
Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn.
Slide 7 - Tekstslide
Een stamper is een vrouwelijk voortplantingsorgaan van een bloem.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Insectenbloemen maken meer stuifmeelkorrels dan windbloemen.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Bij veel windbloemen steken de helmknoppen buiten de bloem uit.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Nummer 3 geeft een mannelijk voortplantingsorgaan aan.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Op plaats 3 kan bevruchting plaatsvinden.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Uit een vruchtbeginsel ontstaat een bevruchte eicel.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Een zaad bevat reservevoedsel voor een kiemplantje.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Deel B
Beantwoord de volgende open vragen.
Wanneer een nummer wordt gevraagd, typ dan alleen het cijfer in (bijv: '2' en niet 'bij nummer twee').
Slide 15 - Tekstslide
Deze bloemen maken veel stuifmeel
A
Insectenbloemen
B
Windbloemen
Slide 16 - Quizvraag
Hoe wordt het genoemd als stuifmeel verplaatst wordt via route 2.
A
Kruisbestuiving
B
Zelfbestuiving
C
Geen bestuiving
D
Pollensprong
Slide 17 - Quizvraag
Wat zie je hier? Een...
A
Windbloem
B
Insectenbloem
C
Een lelijke bloem
D
Dit is geen bloem
Slide 18 - Quizvraag
In welke volgorde verloopt de voortplanting bij planten?
A
bestuiving, bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis
B
bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis, bevruchting
C
bevruchting, bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis
D
bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis, bestuiving
Slide 19 - Quizvraag
Bestuiving is het overbrengen van stuifmeelkorrels op de stempel van een andere plant. Wat moet hier nog aangevuld worden?
Slide 20 - Open vraag
Welke delen van een bloem zijn de mannelijke voortplantingsorganen?
Slide 21 - Open vraag
Hoeveel vruchtbeginsels zijn er in de afbeelding getekend? (typ alleen het getal)
Slide 22 - Open vraag
Hoeveel zaadbeginsels zijn er in de afbeelding getekend? (typ alleen het getal)
Slide 23 - Open vraag
Met welk nummer is in deze afbeelding een mannelijk voortplantingsorgaan aangegeven?
Slide 24 - Open vraag
Wat is de functie van deel 4?
Slide 25 - Open vraag
Is deel 3 groen of opvallend gekleurd?
A
groen gekleurd
B
opvallend gekleurd
Slide 26 - Quizvraag
Is deze bloem een windbloem of een insectenbloem?
A
windbloem
B
insectenbloem
Slide 27 - Quizvraag
Wordt in deze bloem nectar gemaakt?
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quizvraag
Bij welke bloemen zijn de stempels het grootst, bij windbloemen of bij insectenbloemen?
A
windbloemen
B
insectenbloemen
Slide 29 - Quizvraag
Deel C
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen.
Kies steeds het beste antwoord.
Slide 30 - Tekstslide
In welke delen van bloemen komen zaadbeginsels voor?
A
alleen in de helmdraden
B
alleen in de helmhokjes
C
alleen in de vruchtbeginsels
D
in de meeldraden en in de stampers
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de functie van deel P in de afbeelding?
A
Het vormen
van eicellen.
B
Het vormen van stuifmeelkorrels.
C
Het aanlokken
van insecten.
D
Het beschermen van
de bloem in de knop.
Slide 32 - Quizvraag
Is deel P in de afbeelding opvallend gekleurd? En deel Q?
A
Alleen deel P is opvallend gekleurd.
B
Alleen deel Q is opvallend gekleurd.
C
Deel P en deel Q zijn beide opvallend gekleurd.
D
Geen van beide delen is opvallend gekleurd.
Slide 33 - Quizvraag
In de afbeelding gaat stuifmeel van de ene bloem naar de andere bloem. Bij welke pijl(en) is er sprake van bestuiving?
A
1, 2 en 3
B
1 en 2
C
alleen 1
D
2 en 3
Slide 34 - Quizvraag
Welke bloem is (of welke bloemen zijn) windbloem(en) in de afbeelding?
A
alleen bloem 3
B
alleen bloemen 1 en 2
C
alle drie de bloemen
D
geen van de drie bloemen
Slide 35 - Quizvraag
Bij welke bloemen zijn de kroonbladeren meestal groen?
A
Alleen bij insectenbloemen.
B
Alleen bij windbloemen.
C
Zowel bij insectenbloemen als windbloemen.
Slide 36 - Quizvraag
Drie gebeurtenissen zijn: 1 De top van een stuifmeelbuis barst open. 2 Er vindt bestuiving plaats. 3 Er groeit een stuifmeelbuis uit een stuifmeelkorrel. Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
1-2-3
B
2-1-3
C
2-3-1
D
3-1-2
Slide 37 - Quizvraag
Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.
Heeft in deze bloem bestuiving plaatsgevonden? En heeft in deze bloem bevruchting plaatsgevonden?
A
zowel bestuiving als bevruchting
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen bestuiving en geen bevruchting
Slide 38 - Quizvraag
Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.
Wat ontstaat er uit de bevruchte eicel?
A
een kiem
B
een vrucht
C
een zaad
Slide 39 - Quizvraag
In de afbeelding is een plant met twee bloemen schematisch getekend. De pijlen geven manieren aan waarop bestuiving kan plaatsvinden. Bij welke van de pijlen is er sprake van kruisbestuiving?
A
Alleen bij pijl 1.
B
Alleen bij pijl 2.
C
Zowel bij pijl 1 als bij pijl 2.
D
Bij geen van beide pijlen.
Slide 40 - Quizvraag
Een sinaasappel heeft 5 zaadjes, hoeveel eicellen zijn er dan bevrucht?