Blok5 grammatica

- Je weet hoe je een voltooid deelwoord als bijvoeglijknaamwoord gebruikt.
- Je weet hoe je verkleinwoorden gebruikt
- herhaling van het ontleden van zinnen (persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp & lijdend voorwerp)
Nederlands
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

- Je weet hoe je een voltooid deelwoord als bijvoeglijknaamwoord gebruikt.
- Je weet hoe je verkleinwoorden gebruikt
- herhaling van het ontleden van zinnen (persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp & lijdend voorwerp)
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica
1.  persoonsvorm (PV)
2. werkwoordelijk gezegde (wwg)
3. onderwerp (ond)
4. lijdend voorwerp (lv)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Grammatica
1.  Persoonsvorm   
2. Werkwoordelijk gezegde (wwg)
3. Onderwerp (ond)
4. Lijdend voorwerp (lv)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Grammatica
1. Persoonsvorm   
2. Werkwoordelijk gezegde (wwg)
3. Onderwerp (ond)
4. Lijdend voorwerp (lv)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Grammatica
1. Persoonsvorm (PV)
2. Werkwoordelijk gezegde (wwg)
3. Onderwerp (ond)
4. Lijdend voorwerp (lv)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Lijdend voorwerp
Een lijdend voorwerp geeft antwoord op de vraag:
- Wie/wat + wwg + ond ?

Let er altijd op dat het geen hoeveelheid is (kg, km etc.)
En let er altijd op het dat echt antwoord geeft op wie/wat en niet op bijvoorbeeld wanneer/waar/hoelang/hoeveel etc.

Slide 10 - Tekstslide

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Sean heeft vandaag een half uur geleerd?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Leen je haar je rekenmachine?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Leen je haar je rekenmachine?

Slide 13 - Open vraag

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
De winkelier pakt voor mij het cadeau in.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
De winkelier pakt voor mij het cadeau in.

Slide 15 - Open vraag

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
In de krant lees je het allerlaatste nieuws.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
In de krant lees je het allerlaatste nieuws.

Slide 17 - Open vraag

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Onverwacht viel de stroom uit.
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Onverwacht viel de stroom uit.
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Chantal eet elke dag een banaan.
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Chantal eet elke dag een banaan.

Slide 21 - Open vraag

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
Hebben jullie tien kilometer gefietst?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Waarom geen lijdend voorwerp?
Tien kilometer geeft een hoeveelheid aan en kan dus geen lijdend voorwerp zijn.

Slide 23 - Tekstslide

Zit in deze zin een lijdend voorwerp:
De hond blafte de hele tijd.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

Waarom geen lijdend voorwerp?
De hele tijd geeft niet antwoord op wie of wat maar hoe lang. Kijk maar:

Wat blafte de hond?
De hele tijd.

Hoelang blafte de hond?
De hele tijd.

Slide 25 - Tekstslide

- Je weet hoe je een voltooid deelwoord als bijvoeglijknaamwoord gebruikt.
- Je weet hoe je verkleinwoorden gebruikt
 - Herhaling van het ontleden van zinnen (persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp & lijdend voorwerp)
Nederlands
Blok 5 grammatica opdracht 1 tm 16 (blz 213 tm 220)

Slide 26 - Tekstslide

Ontleed nu de zinnen
1. Onderstreep de persoonsvorm (PV)
2. Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg)
3. Benoem het onderwerp (ond)
4. Benoem het lijdend voorwerp (lv)

*  Zet zinsdeelstrepen

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
1. Mijn zus vertelde een grappig verhaal.
2. Komt je broer pizza eten?
3. De winkelier heeft zijn producten afgeprijsd.
4. Zal ik de kamer stofzuigen?
5. De tweedeklassers bereiden het proefwerk voor.
6. Maken de leerlingen hun huiswerk af?

VB.   Mijn Zus / vertelde / een grappig verhaal
              ond       pv - wwg                   LV

Slide 28 - Tekstslide