P vnw, b vnw, tw, bw & vw

Laatste theorie
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
telwoord
bijwoord
voegwoord
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Laatste theorie
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
telwoord
bijwoord
voegwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden?

Slide 2 - Woordweb

Wat zijn de vragende voornaamwoorden?

Slide 3 - Woordweb

Persoonlijk voornaamwoord
geeft mensen aan

je kunt het vervangen door een naam

'het' kan ook een persoonlijk voornaamwoord zijn

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor woordjes zouden persoonlijke voornaamwoorden kunnen zijn?

Slide 5 - Woordweb

Lisa geeft mij mijn pen terug, maar ik heb genoeg pennen in deze etui.
Wat is/zijn het persoonlijk vnw?
A
Lisa
B
mij
C
ik
D
deze

Slide 6 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
geeft een bezit aan

staat altijd voor het bezit

kijk uit -> sommige woorden lijken bezittelijke vnw, maar zijn het niet. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat voor woordjes zouden bezittelijke voornaamwoorden kunnen zijn?

Slide 8 - Woordweb

Zijn vader heeft onze bal uit deze sloot gehaald, maar hij gaf mijn bal vervolgens niet aan Tim terug.

Wat zijn de bezittelijke vnw?
A
zijn
B
onze
C
hij
D
mijn

Slide 9 - Quizvraag

Tel-, bij- en voegwoord
Telwoord: cijfers en woorden die een aantal aangeven

Bijwoord: een bijwoordelijke bepaling die bestaat uit één woord

Voegwoord: een woord dat twee zinnen aan elkaar lijmt

Slide 10 - Tekstslide

Wat voor woorden zouden tel-, bij- & voegwoorden kunnen zijn?

Slide 11 - Woordweb

Drie meisjes geven veel snoepjes aan sommigen op het schoolplein.
Wat zijn de telwoorden?
A
drie
B
veel
C
snoepjes
D
sommigen

Slide 12 - Quizvraag

Vanmiddag gaan zij met z'n drieën direct naar het winkelcentrum.
Wat zijn de bijwoorden?
A
vanmiddag
B
z'n
C
direct
D
winkelcentrum

Slide 13 - Quizvraag

Terwijl de jongen naar het sportprogramma kijkt, volgt zij een serie op de iPad, maar hij kijkt stiekem mee.
Wat zijn de voegwoorden?
A
terwijl
B
kijkt
C
volgt
D
maar

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag ...
Maken: 16 t/m 27 (boekje uit)

Klaar?

Lezen in jouw leesboek, werken aan de leesbladen en/of verwerkingsopdrachten. 

Slide 15 - Tekstslide